Dilemma,inleiding Ethiek

• Communicatie
• MBO
• Studiejaar 2

Dilemma

Tijdens deze LessonUp ga je nadenken over dilemma's

In de apotheek zijn ook regelmatig situaties waarbij je een dilemma ervaart.

Wat kies je? Wat is goed, wat is fout, hoe doe je het goede?

Leerdoelen

• Je weet wat een dilemma is
• Je kent het begrip ethiek
• Je kunt argumenten aandragen om je mening te onderbouwen 

Wat doe jij

Stel je voor dat een trein heel hard over een spoor rijdt. Op het spoor liggen vijf mensen vastgebonden. De trein rijdt rechtdoor en de vijf mensen zullen dood gaan. Maar: jij staat bij de wissel. En jij hebt een hendel waardoor je kunt zorgen dat de trein de andere kant op gaat, waar maar één persoon op het spoor ligt vastgebonden. Wat zou je doen? Haal je de hendel over of niet?

Haal je de Hendel over?

JA

NEE

En deze dan?

Een andere situatie. Weer komt er een trein aangereden en er liggen vijf mensen vastgebonden op het spoor, maar dit keer is er maar één spoor. Jij staat op een brug. Naast jou staat een hele dikke man. Als je de dikke man een duw geeft zal deze voor de trein op de grond vallen. De trein zal stoppen en de vijf mensen zullen gered worden, maar die ene man gaat dood. Zou je de dikke man duwen?

Wat doe je nu?

Tuurlijk, ik kan 5 mensen redden!

Nee, dan vermoord ik iemand!

Moreel dilemma

Wanneer je in een situatie jouw moraal niet zo makkelijk kunt toepassen, je weet in een situatie niet zomaar wat je moet doen en je moet kiezen, dan heet dit een moreel dilemma.

Zoek een op wat Moraal betekent

Moreel dilemma

Een voorbeeld van zo’n moreel dilemma is als volgt: en moraal van veel meeste mensen is: “stelen is slecht”. Maar nu is er een hele arme zwerver die heel erg honger heeft, en hij steelt een brood. Moet hij daar dan ook voor gestraft worden?

Voorbereiden volgende week:

• Bestudeer onderstaande stellingen
• Bespreek eventueel met een klasgenoot alle voors en tegens
• Probeer te bedenken of je voor of tegen bent en waarom
• Schrijf per stelling 3 argumenten voor of tegen op 

Stelling 1

Als arts mag je bepalen of iemand uitzichtloos lijdt en mag je een leven beëindigen​

Stelling 2

Als een patiënt zijn geneesmiddelen niet gebruikt en in levensgevaar komt is dat zijn eigen keus

Stelling 3

Je gaat samenwonen met je vriend(in).​

    hij(zij) wil dat je je hond wegdoet die je al tien jaar hebt. Hij(zij) wil niet in een huis wonen met jouw hond. Je doet je hond naar het asiel​

Volgende les

• Neem je voors en tegens van elke stelling mee naar de les.
• We gaan per stelling discussieren in BOR's
• Inleiding in de (beroeps) ethiek