2HV Lezen H4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

LEZEN H4

Je leert:

onderscheid maken tussen standpunt en argumenten

tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden

UITLEG LEZEN H4 quiz

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar is of niet.

Huizen worden steeds duurder.

17 maart werden de tweede kamerverkiezingen gehouden.

 

feit of geen feit?

De meeste mensen op de wereld gebruiken geen toiletpapier.

1. feit
2. geen feit

De meeste mensen op de wereld gebruiken geen toiletpapier. 

Feit. In veel landen is papier erg schaars. De meeste mensen wassen zich met water. 

feit of geen feit?

Kanye West is de beste muzikant van de wereld.

1. feit
2. geen feit

Kanye West is de beste muzikant van de wereld.

Dit is geen feit.

Het is onduidelijk wat de definitie van een goede muzikant is en daarom is het onmogelijk te zeggen wie de beste is. 

Het kan wel je mening zijn. 

Mening of standpunt

Is iets wat iemand vindt.

Je kunt het eens of oneens zijn met een mening of een standpunt. 

Soms zijn ze te herkennen aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening en mijns inziens

Feit of mening?

Nikes lopen van alle sneakers het lekkerst.

1. feit
2. mening

Feit of mening?

Nike is het best verkopende sneakermerk.

1. feit
2. mening

Meningen en argumenten

Iemand heeft natuurlijk niet zomaar een mening. Iemand heeft argumenten om die mening te onderbouwen.

signaalwoorden: want, omdat, namelijk en immers.

Wat is het argument?

Omdat er veel gezellige mensen wonen, is Zuid-Holland de leukste provincie van Nederland.

1. Omdat er veel gezellige mensen wonen,
2. Zuid-Holland is de leukste provincie van Nederland.

Samengevat

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar is of niet.

Huizen worden steeds duurder.

Een mening of standpunt is iets wat iemand vindt.

Je kunt het eens of oneens zijn met een mening of een standpunt.

Soms zijn ze te herkennen aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, en mijns inziens.

Een mening wordt onderbouwd met argumenten

signaalwoorden: want, omdat, namelijk en immers.

SAMEN EEN OPDRACHT

zes zinnen x 20 seconde

Bepaal elke keer of het om een feit of een mening gaat.

1. Veel dunne mensen hebben mijns inziens een eetprobleem.

1. FEIT
2. MENING

2. In het reglement staat: 'Ben je te laat, meld je dan bij de conciërge.'

1. FEIT
2. MENING

3. Merijn leest nooit in de boeken die zijn moeder uit de bibliotheek haalt.

1. FEIT
2. MENING

4. Souhail had precies een half uur nodig om zijn haar in model te brengen.

1. FEIT
2. MENING

5. Amsterdam is de hoofdstad van Nederland.

1. FEIT
2. MENING

6. Den Haag moet volgens Ali de hoofdstad van Nederland worden.

1. FEIT
2. MENING

LAATSTE QUIZVRAAG

hoeveel argumenten?

Ik vind dat groente en fruit goedkoper moet worden, want nu is het te duur, kunnen arme gezinnen het niet betalen en is het aantrekkelijker om ongezond eten te kopen.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

AAN DE SLAG (10 min)

Maak opdracht 1 van Lezen H4

Naderhand bespreken we de opdracht