present simple vragend zinnen

Grammatica
Present simple vragend zinnen
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 35 min

Éléments de cette leçon

Grammatica
Present simple vragend zinnen

Slide 1 - Diapositive

Waarom is deze les belangrijk?
Ten eerste:
je maakt kennis met hoe je een vragend zin in de present simple maakt 

Ten tweede:
Je gaat dit krijgen voor je komende toets van chapter 4. 

Slide 2 - Diapositive

Vind je het grammatica onderdeel van Engels moeilijk?

Slide 3 - Question ouverte

Lesdoel:
Aan het einde van de les kan je vragend zinnen maken in de present simple

Slide 4 - Diapositive

Als we over de 'present' praten hebben we het over de
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 5 - Quiz

Hoe maak je een vragend zin in de present simple?
1) Do/Does + persoonlijke voornaamwoord + hele werkwoord 

2) Do gebruik je bij: I, You, We, They.

3) Does gebruik je bij: He/She/It. 

Slide 6 - Diapositive

Do/Does + Hele werkwoord 
He/She/It
Stam in zijn kortste vorm van werkwoord:
NIET waits, maar wait 
NIET sits, maar sit
NIET likes, maar like

Slide 7 - Diapositive

Present Simple vragend zinnen voorbeelden:
Niet
Wel
Do I goes home?
Do I go home?
Do you runs everyday?
Do you run everyday?
Do we thinks it's a great idea?
Do we think it's a great idea?
Do they comes to school?
Do they come to school?

Slide 8 - Diapositive

Present Simple vragend zinnen voorbeelden:
Niet
Wel
Does he goes home?
Does he go home?
Does she flies everyday?
Does she fly everyday?
Does it works?
Does it work?

Slide 9 - Diapositive

Uitzondering
Er zijn drie werkwoorden die je gewoon vooraan in de zin mag zetten bij het maken van vragen:
- To be (am, is, are)


I am tired.
Am I tired?
you/we/they are tired.
Are you/we/they tired?
he/she/it is tired.
Is he/she/it tired?

Slide 10 - Diapositive

.. Kevin .. in the kitchen?
A
Does/cook
B
Does/cooks
C
Do/cooks
D
Do/cook

Slide 11 - Quiz

.. Jack .. football?
A
Does/plays
B
Does/play
C
Do/plays
D
Do/play

Slide 12 - Quiz

.. they .. the bus?
A
Does/take
B
Does/takes
C
Do/take
D
Do/takes

Slide 13 - Quiz

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
she / play/ tennis

Slide 14 - Question ouverte

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
I / am / 23 years old

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
He / studies / a lot

Slide 16 - Question ouverte

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
You / like / your teacher

Slide 17 - Question ouverte

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
they / go / to the same school

Slide 18 - Question ouverte

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
she / likes / to shop

Slide 19 - Question ouverte

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
Michael / brushes / his teeth in the morning

Slide 20 - Question ouverte

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
Ryan / takes / the bus to school

Slide 21 - Question ouverte

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
You / have / a bird

Slide 22 - Question ouverte

Slide 23 - Lien

Slide 24 - Lien

Slide 25 - Lien

Je kan vragen maken in de present simple
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage

Hoeveel heb je geleerd tijdens deze les?
010

Slide 27 - Sondage

Heb je de lesdoel gehaald?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quiz