Taalverzorging, les 2, TT, VT, VDW, TDW.

Kort herhalen
Wat zijn werkwoorden?
Welke soorten zijn er?
Wat is een onderwerp?
Wat is een WW gezegde?

  1. Schrijf voor jezelf het antwoord op papier.
  2. Overleg met je buur.
  3. Daarna delen met de klas.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingMBO

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Kort herhalen
Wat zijn werkwoorden?
Welke soorten zijn er?
Wat is een onderwerp?
Wat is een WW gezegde?

  1. Schrijf voor jezelf het antwoord op papier.
  2. Overleg met je buur.
  3. Daarna delen met de klas.

Slide 1 - Diapositive

Werkwoordspelling
Waar gaat het mis bij dit bord?

Slide 2 - Diapositive

Tegenwoordige tijd
Hij/Zij/Jij/Het                                       Stam + t

Stam is:                          Hele werkwoord -en
Stampen 
Korte klank en dubbele medeklinker?
Eentje weglaten
Hakken
 

Slide 3 - Diapositive

Wat is de stam van rennen?
A
renn
B
ren
C
renne
D
reen

Slide 4 - Quiz

Wat is de stam van blozen?
A
blos
B
bloos
C
blooz
D
bloz

Slide 5 - Quiz

Wat is de stam van sterven?
A
sterf
B
sterven
C
sterv
D
stervt

Slide 6 - Quiz

Wat is de stam van graven?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de stam van erven?

Slide 8 - Question ouverte

Jan (reizen) naar Australië.

Vul de goede vervoeging in de tegenwoordige tijd.

Slide 9 - Question ouverte

reizen of erven
Hij/zij/jij/het       stam + t
Maar de z wordt een s 
v wordt een f

Slide 10 - Diapositive

De man (betreden) zijn huis.

Slide 11 - Question ouverte

De jongen (boffen) met de zak snoep die hij kreeg. [Vul de verleden tijd in]

Slide 12 - Question ouverte

Verleden tijd
Enkelvoud                       stam    +    -te of -de
Meervoud                       stam  +    -ten of -den


Eindigt de stam op 't x-kofschip? -> -te/-ten

Slide 13 - Diapositive

De mannen (stelen) het goud. [verleden tijd]

Slide 14 - Question ouverte

Gisteren hebben we het gras (maaien). [voltooid deelwoord]

Slide 15 - Question ouverte

Voltooid deelwoord

ge- ver- her- ont-       +        stam       +      t / d

Eindigt de stam op 't x-kofschip? -> laatste letter is een t

Slide 16 - Diapositive

De zoon was weer met zijn ouders (herenigen). [voltooid deelwoord]

Slide 17 - Question ouverte

Het kind heeft nog nooit met het vliegtuig (reizen).

Slide 18 - Question ouverte

Tegenwoordig deelwoord

Hele werkwoord (infinitief)  +  d 

->   werkend, slapend

Slide 19 - Diapositive

Op haar trouwdag zag Rosita er (stralen) uit.

Slide 20 - Question ouverte

Tom komt altijd (lopen), maar Fred neemt liever de fiets..

Slide 21 - Question ouverte

Deelwoord als Bijvoeglijk naamwoord
Deelwoorden gebruik je ook als bijvoeglijk naamwoord:
->        de bestelde artikelen, de gevangen vis, een spelend kind.

Spel bijvoeglijk gebruikt deelwoord zo kort mogelijk. 
->       een vergrote foto     <->     een vergrootte foto 

Tenzij de uitspraak daardoor verandert. Dan wel extra t of d! 
->       het geschatte bedrag      <->    het geschate bedrag.

Slide 22 - Diapositive

Oefenen!
->         Opdrachten licentie.

Kijk in It's Learning voor de correcte opgave!

Slide 23 - Diapositive