Present simple/Present continous

Present simple/Present continous
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsBasisschoolGroep 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Present simple/Present continous

Slide 1 - Diapositive

Tegenwoordige tijd > Present simple
-Iets wat vaak gebeurt. (I always work in the weekend.)
-Feiten. (She works in a hotel.)

Maar waarom voeg je een "s" bij het werkwoord?

Slide 2 - Diapositive

Werkwoord + s
I play tennis.
She plays tennis.
He plays tennis.
It plays tennis.
We play tennis.
They play tennis.

Slide 3 - Diapositive

I ... her alot (to like)
A
Like
B
Likes

Slide 4 - Quiz

We always ... to school. (to walk)
A
walk
B
walks

Slide 5 - Quiz

She ... cupcakes a lot! (to love)
A
love
B
loves

Slide 6 - Quiz

Onvoltooid tegenwoordige tijd > Present continous.
Iets wat nu gebeurt. (The sun is shining.)
Iets tijdelijks wat niet persé nu gebeurt. (I am reading a book by Paul van Loon.)
Irritaties over een gewoonte van iemand (She is always leaving the lights on.)

Am/are/is + werkwoord+ing

Slide 7 - Diapositive

Am/are/is
Praat je over jezelf - I am playing a game.
Over meerdere personen - They are playing a game.
Over She-He-IT - She is playing a game.

Slide 8 - Diapositive

De Present Simple
-bij een gewoonte
-als iets een feit is
-als iets regelmatig gebeurt

Je maakt de present simple door:
I/you/we/they + werkwoord
(I/you/we/they - walk)

he/she/it werkwoord + (e)s
he/she/it walks
De Present Continuous
-als iets nu gebeurt 
-als iets vaak gebeurt waar je je aan ergert
-als iets in de nabije toekomst plaatsvindt.

Je maakt de Present Continuous door:
I am + werkwoord + -ing
I am walking

you/we/they werkwoord + -ing
you/we/they are walking

he/she/it is + werkwoord + -ing
he/she/it is walking



Slide 9 - Diapositive

He ... the flowers (to smell)
A
is smelling
B
are smelling
C
will smelling
D
are smells

Slide 10 - Quiz

We ... a game right now. (to play)
A
is playing
B
am playing
C
are playing
D
are plays

Slide 11 - Quiz

I ... always ... my nails when i am stressed. I hate it!
A
are - biting
B
am - biting
C
are - bites
D
is - biting

Slide 12 - Quiz