Beeldend schrijven

Welkom
Welkom in het Kennemer schrijflab!
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom
Welkom in het Kennemer schrijflab!

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Creatief schrijven: beeldend schrijven

Eind van deze les kun je:
Een korte tekst zo schrijven dat de lezer het voor zich ziet.

Slide 2 - Diapositive

Beeldend schrijven

Slide 3 - Carte mentale

Welke tekst is spannender?
1.    De leraar werd boos. Heel erg boos. Hij schreeuwde door het lokaal dat iedereen stil moest zijn. Het werd stil in de klas. 

Slide 4 - Diapositive

Of deze?
 De leraar kneep zijn ogen samen, zijn wenkbrauwen zakten naar beneden, zijn lippen stonden strak. Hij vuurde woedende woorden op de klas af. Kop houden! Nu! Allemaal! De woorden knalden tegen de muren, ketsten af tegen de ramen. Het kon niet anders of de conciërge beneden verstond dit ook letterlijk.
De meeste kinderen durfden zich nauwelijks te bewegen. Ilse blies wat lucht in haar wangen, liet dat aan een kant weer ontsnappen en haalde haar schouders op. Dana draaide met haar ogen, Tom krulde zijn lippen in een fraaie what the fuck-bocht.  


Slide 5 - Diapositive

Welke tekst vond je spannender?
Tekst 1
Tekst 2

Slide 6 - Sondage

Het beeldend vermogen van een schrijver=
het vermogen om treffende, levendige beschrijvingen te geven: beeldende taal.


Dat klinkt supersaai zeg! Echt zo'n stoffige Van Dale woordenboekbeschrijving. Kan dat niet beeldender?

Slide 7 - Diapositive

Gebruik plaatjeswoorden
Schrijf niet: sport. Schrijf: voetbal. Tennis. Basketbal.
Schrijf niet: woning. Schrijf: villa. Boerderij. Rijtjeshuis.


Slide 8 - Diapositive

Niet abstract maar concreet
Concrete woorden roepen een plaatje op, voor je geestesoog.

Schrijf boom en je lezer ziet een plaatje.
Schrijf milieu en je lezer ziet eh.. niks.

Slide 9 - Diapositive

Concrete woorden kun je pakken.
Of ruiken. Of voelen. Of horen.
Ze beschrijven wat jij zelf ziet. Of hoort. Of wat je kunt aanraken. Kortom: concreet is wat je met je eigen zintuigen kunt waarnemen.

Groente kun je niet pakken.
Een stronk witlof wel.

Witlof is een plaatjeswoord. Groente niet.

Slide 10 - Diapositive

Show, don't tell
Lezers vinden het leuk om zelf dingen te ontdekken.
Laat zien wat er gebeurt, zonder het te vertellen.

Ze willen niet van de schrijver te horen krijgen dat het personages boos is, of dat hij wraak neemt, of dat hij huilt; ze willen het zien.

Slide 11 - Diapositive

We gaan een 'kale zin' ombouwen tot een beeldende zin. Of zelfs een kort verhaaltje.

Met zinnen waarin je voor je ziet wat er gebeurt. Zinnen vol plaatjeswoorden dus.

Ik doe het eerst voor, daarna mogen jullie.

Slide 12 - Diapositive

Op straat loopt een oude man.
Hoe kan ik deze zin beeldender maken?
Kan het preciezer? Wat doet hij echt?
Drentelen, huppelen, sluipen, hollen?

Slide 13 - Diapositive

Op straat schuifelt een oude man voorbij
Hoe ziet hij eruit?  Ja, oud dus.
Waaraan zie je dat?

Een riem houdt zijn te wijde broek om zijn magere lijf, een paar grijze haren komen onder een geruit regenhoedje uit.




Slide 14 - Diapositive

Hoe klinkt, ruikt of voelt dit?
Het slepende geluid van zijn rechtervoet wordt afgewisseld door de tik van zijn wandelstok. Schuif, tik, schuif, tik, schuif, tik. Af en toe houdt het even op, staat de man stil, haalt hij een grote, rode, katoenen zakdoek uit zijn broekzak (echt een oude man dus, alleen opa’s hebben nog katoenen zakdoeken bij zich!) en wist hij het zweet van zijn voorhoofd.

Slide 15 - Diapositive

Zo sleept (echt lopen kun je dit niet noemen) hij zich verder, (waar precies? Hoe ziet die straat eruit?) van lantarenpaal naar lantarenpaal.  


Slide 16 - Diapositive

Beeldend schrijven kun jij ook!

Gewoon
de juiste vragen stellen. . .
                en kijken achter je ogen

Slide 17 - Diapositive

Nu jullie! SCHRIJFOEFENING 1

Kies één zin uit die je beeldend wilt maken:
1.     Op het schoolplein arriveert een puber.
2.     Op het voetbalveld trekt de scheidsrechter een kaart.
3.     Voor de klas staat een boze docent.


Vraag je af:
Wat doet hij/zij echt? Maak het preciezer.
Hoe ziet hij/zij eruit? Waaraan zie je dat?
Hoe ziet wat hij/zij doet eruit?
Oefening 1

 
Herschrijf nu de zin tot een zo beeldend mogelijke tekst. Je mag zoveel woorden en zinnen gebruiken als je wilt. Maar je krijgt maar twee minuten de tijd. Dus go go go!

timer
2:00

Slide 18 - Diapositive


Kijk nog eens naar jouw tekstje. Is het taalgebruik beeldend: kan de lezer voor zich zien wat je bedoelt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

SHOW-woorden

woorden die ervoor zorgen dat de lezer het voor zich ziet.

Plaatjeswoorden

Je kunt het tekenen/ voor je zien.

TELL-woorden

woorden die vertellen wat er gebeurt of hoe iets eruit ziet, maar het niet laten zien.


Slide 20 - Diapositive

Show
Tell

op je nagels bijten.
 Trillen
hangende mondhoeken
Verdrietig
Zenuwachtig
Een traan druppelt over haar wang.

Slide 21 - Question de remorquage

SHOW DON'T TELL
Oefening 2
 In deze oefening herschrijf je een kort fragment . 
Laat de tekst tot leven  komen door zo beeldend mogelijk te schrijven. Show don’t tell!


Slide 22 - Diapositive

Aanpak
Ga naar Google Classroom
Open het werkblad Beeldend schrijven.
Oefening 2.
timer
5:00

Slide 23 - Diapositive

Oefening 3
Je maakt deze opdracht individueel. Je werkt in stilte.
Je laat zien dat je een levendige, beeldende tekst kunt schrijven over een situatie die van zichzelf misschien helemaal niet zo spannend is: een klas met leerlingen die stil werkt aan een schrijfopdracht. Door jouw tekst ziet de lezer helemaal voor zich waar dit over gaat.
timer
15:00

Slide 24 - Diapositive

Huiswerk vrijdag 9 april
- Keuze nieuwe boek doorgeven (G.C.)
- Boek mee naar de les.

Slide 25 - Diapositive