M2 grammar present simple vs present continuous

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Today's lesson
Goal: Aan het einde van deze les ben je instaat de present simple en continuous te herkennen en toe te passen.

Slide 2 - Diapositive

Wat is het verschil tussen deze twee zinnen?
1. Peter walks to school.
2. Peter is walking to school. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Welke zin is correct?
timer
1:00
A
Every day Peter walk to school.
B
Every day Peter walks to school.
C
Every day Peter walking to school.

Slide 5 - Quiz

In de present simple wordt het hele werkwoord gebruikt bij:
timer
0:15
A
I/we/he/she/it
B
he/she/it
C
I/you/we/they
D
he/she/it/they

Slide 6 - Quiz

Welke zin is correct?
timer
0:15
A
Does Sarah and her friend like watching a movie?
B
Does Sarah like watching a movie?
C
Do Sarah likes watching a movie?
D
Does Sarah likes watching a movie?

Slide 7 - Quiz

Vul het antwoord aan:
Does Sarah like the movie? Yes, .....
timer
0:15

Slide 8 - Question ouverte

Vul het antwoord aan:
Do you cook often? No, ....
timer
0:15

Slide 9 - Question ouverte

Voor de present continuous heb je altijd het volgende nodig:
timer
0:15
A
werkwoord + ing
B
am/is/are + ing
C
am/is/are + werkwoord
D
am/is/are+werkwoord+ing

Slide 10 - Quiz

Welke zin is correct?
timer
0:15
A
The boys walking on the beach.
B
The boys is walking on the beach.
C
The boys are walking on the beach.
D
The boys are walk on the beach.

Slide 11 - Quiz

Maak het antwoord af:
Are the boys walking on the beach? No,
timer
0:15

Slide 12 - Question ouverte

Present simple = tegenwoordige tijd
Herhaling! 
gewone zinnen: 
  • I/you/we/they -> hele werkwoord (They walk to school).
  • he/she/it -> werkwoord + (e)s (Peter walks to school.)

Ontkennende zinnen:
  • I/you/we/they -> don't + hele werkwerkwoord (They don't walk to school.)
  • he/she/it -> doesn't + hele werkwoord (Peter doesn't walk to school.)

Vraagzinnen:
  • I/you/we/they -> do+onderwerp+ hele werkwoord (Do they  walk to school?)
  • he/she/it -> does + onderwerp + hele werkwoord (Does Peter walk to school?)

Slide 13 - Diapositive

Present continuos = tegenwoordige tijd
Herhaling! 
gewone zinnen: 
  • onderwerp + am/is/are + werkwoord + ing
They are walking to school.          -   Peter is walking to school. 

Ontkennende zinnen:
  • onderwerp + am/is/are + not + werkwoord +ing
They aren't walking to school.     -  Peter isn't walking to school. 

Vraagzinnen:
  • am/is/are + onderwerp + werkwoord + ing
Are they walking to school?        - Is Peter walking to school?

Slide 14 - Diapositive

Verschil present simple en present continuous
(neem over in je schrift!)
Present simple =>
1. gebruik je als je praat over gewoontes en gebruiken. 
I always walk to school.
2. gebruik je bij feiten.   Water boils at 100 degrees.

belangrijke woorden: 
always, sometimes, never, hardly ever, often, usually

Slide 15 - Diapositive

Verschil present simple en present continuous
(neem over in je schrift!)
present continuous =>
1. gebruik je om aan te geven dat iets nu gebeurt.
Everyone is talking.

In het Nederlands gebruik je zinnen waarin 'aan het' voorkomt.
Iedereen is aan het praten. 

 belangrijke woorden: at the moment, now


Slide 16 - Diapositive

opdracht
Maak opdracht 2,3 en 4 (p.25) 

Klaar? Werk aan Holmwood's of je huiswerk voor dinsdag! 

Good luck! 

Slide 17 - Diapositive