2emc Regelmatige ww op -re en p.c

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Le programme

s.o bespreken

werkwoorden op -re

voorzetsels voor landen, steden etc.

Regelmatige ww op -re

Frans 2EMC

Regelmatige ww op -re

- Alle ww die eindigen op -re maak je op dezelfde manier.

- Er zijn twee regels voor:

1) STAM = hele ww - re

2) STAM + uitgang (zie volgende pagina)

- Bijv. perdre (verliezen), attendre (wachten), répondre (antwoorden), rendre (teruggeven), vendre (verkopen), entendre (horen), descendre (uitstappen)

perdre (= verliezen)

Je perds

Tu perds

Il/elle/on perd

Nous perdons

Vous perdez

Ils/elles perdent

Vul de juiste vorm van het ww in:
Tu (vendre) ta maison.

1. vends
2. vend
3. vendons
4. vendent

Vul de juiste vorm van het ww in:
Ils (rendre) les livres.

1. rends
2. rend
3. rendez
4. rendent

Vul de juiste vorm van het ww in:
Vous (entendre) la classe?

1. entends
2. entend
3. entendez
4. entendent

Vul de juiste vorm van het ww in:
La fille (rendre) le livre.

1. rends
2. rend
3. rendez
4. rendons

Vul de juiste vorm van het ww in:
Nous (attendre) le prof.

1. attends
2. attend
3. attendons
4. attendez

Passé composé (verleden tijd)

De passé composé is de verleden tijd.

Die bestaat uit een hulpww (avoir/être) + voltooid deelwoord.

Het hulpww verandert per ww en onderwerp.

Het voltooid deelwoord blijft hetzelfde.

Bijv. Ik heb verloren = J'ai perdu

Zij heeft verloren = Elle a perdu

Zet het ww in de goede vorm van de passé composé:
Vous (entendre) ça?

1. as entendu
2. as entendé
3. avez entendu
4. avez entendé

Zet het ww in de goede vorm van de passé composé:
J' (vendre) ma maison.

1. ai vendé
2. ai vendu
3. a vendé
4. a vendu

Zet het ww in de goede vorm van de passé composé:
Elles (répondre) au prof.

1. a répondé
2. a répondu
3. ont répondé
4. ont répondu

Zet het ww in de goede vorm van de passé composé:
Tu (répondre) au prof.

1. ai répondé
2. as répondu
3. as répondé
4. ai répondu

Voorzetsels bij landen en steden/dorpen

Voorzetsels bij steden/landen & Vertaling van in/naar

-Marc habite à Bruxelles.

-J'ai été en France.

-Tu vas aux Etats-Unis?

-Non, je vais au Portugal.

Villes / villages

Om een stad of dorp aan te geven gebruik je het voorzetsel 'à'. 

Voorbeeld:

        Je vais à Paris 

        Je vais à Hardinxveld

Continents

Om continenten aan te geven gebruik je het voorzetsel 'en'. 

Voorbeeld:

        En Afrique  En Asie

        En Europe  En Amérique

        En Océanie

        

Pays

• Bij landen heb je drie opties: en / au / aux
  

• Om te bepalen welk voorzetsel bij welk land hoort, moet je het geslacht weten van het land. 
  

Pays 

• 'En' 
  
• Féminin (vrouwelijk)

• Eindigen op een 'e'
  (en Espagne) (en France)

Pays

• 'au'
  
• Masculin (mannelijk)
  

• Eindigt niet op een e 
  ( au Danemark)( au Canada, au Pérou, au Japon) 

Pays

• Aux
  
• Pluriel (meervoud, eindigt meestal op een -s)
  

Voorbeeld: 

        Aux États-Unis

        Aux Pays-Bas

Résumé

À =  dorp en steden

En = continenten en vr. landen

Au = mannelijke landen

Aux = Landen meervoud

Noa habite.........Espagne

1. en
2. au
3. à
4. aux

Je suis ........Danemark

1. en
2. au
3. à
4. aux

Je vais demain.......Pays-Bas

1. à
2. en
3. au
4. aux

Belgique

1. Masculin
2. Féminin
3. Pluriel

Tu habites......Lille

1. en
2. au
3. à
4. aux

à

en

au

aux

Italie

Bruxelles

Pays-Bas

Luxembourg

Paris

États-Unis

Pérou

Asie

Résumé

Nederlands: in / naar

Frans:       à -     bij steden

                    au-   bij mannelijke landen (le)

                    en -  bij vrouwelijke landen (la) - eindigen op e !!!

                    aux- bij landen in meervoud (les)

Au travail!

Maak oefening 26 van hoofdstuk 6 (blz. 68 wb)