H2 Les 4 (in / naar) (passé composé)

In/ naar voor landen en steden
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

In/ naar voor landen en steden

Slide 1 - Diapositive

Doordenkertje...
Waarom zeg je....???

En France          in / naar Frankrijk
Au Maroc           in / naar Marokko
Aux Pays-Bas  in / naar Nederland
À Pijnacker        in / naar Pijnacker
timer
1:00

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je weet hoe je de voorzetsels IN /NAAR vertaalt in combinatie met een aardrijkskundige naam

Slide 3 - Diapositive

Programma
1. de landen met en/ au / aux
2. En oefenen maar!

Slide 4 - Diapositive

Voor steden vertaal je in/ naar met à.
 Bij Landen / werelddelen gebruik je au, en  of aux
En
La/L'
Au
Le
Aux
Les
à 
Stad
Angleterre
En Angleterre
in/naar
Maroc
Au Maroc
in/naar
Pays Bas
Aux Pays-bas
in/naar
Amsterdam
à Amsterdam
in/naar

Slide 5 - Diapositive

Vul in. Kies uit: à / au / aux / en

Mes parents sont .....France.

Slide 6 - Question ouverte

Vul in. Kies uit: à / au / aux / en

Ma soeur et moi nous sommes ...Japon.

Slide 7 - Question ouverte

Vul in. Kies uit: à / au / aux / en

...Italie, il y a deux grands volcans, L'Etna et le Vésuve.

Slide 8 - Question ouverte

Vul in. Kies uit: à / au / aux / en

Mon père travaille ...Etats-Unis.

Slide 9 - Question ouverte

Vul in. Kies uit: à / au / aux / en

J'habite ... Pijnacker.

Slide 10 - Question ouverte

Vul in. Kies uit: à / au / aux / en

J'habite ... Pays-Bas.

Slide 11 - Question ouverte

Vul in. Kies uit: à / au / aux / en

J'habite ... Europe.

Slide 12 - Question ouverte

Chapitre 1 opdracht 7
1 en Finlande
2 au Danemark
3 en Espagne
4 aux Pays-Bas / à Amsterdam
5 en Italie / à Rome
6 à Paris

Slide 13 - Diapositive

Chapitre 1 opdracht 8
1 Le Canada > Je vais au Canada
2 L'Italie > Je vais en Italie
3 L'Angleterre > Je vais en Angleterre
4 La Suisse > Je vais en Suisse
5 Les Etats-Unis > Je vais aux Etats-Unis
6 Les Pays-Bas > Je vais au Pays-Bas

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

schrijf het rijtje van werkwoord avoir

Slide 16 - Question ouverte

Neem deze aantekeningen over in je schrift

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Zet in de juiste vorm:
Jij hebt geluisterd (écouter)

Slide 24 - Question ouverte

Zet in de juiste vorm:
Wij hebben gepraat (parler)

Slide 25 - Question ouverte

Zet in de juiste vorm:
Zij heeft gedanst (danser)

Slide 26 - Question ouverte

Zet in de juiste vorm:
Zij (m) hebben gezongen (chanter)

Slide 27 - Question ouverte

Zet in de juiste vorm:
Hij heeft gegeven (donner)

Slide 28 - Question ouverte

Evaluatie 1
Je zou dit nu moeten kunnen...

Ik woon in Nederland.
Ik ga naar Frankrijk.
Zij gaat naar Japan.
Hij woont in Parijs.


Slide 29 - Diapositive

Evaluatie 2
Je zou dit nu moeten kunnen...

J'habite aux Pays-Bas.
Je vais en France.
Elle va au Japon.
Il habite à Paris.


Slide 30 - Diapositive

Les devoirs 
Leren:
Avoir en de passé composé (dit zijn de aantekeningen in je schrift)
Maken: 
Opdracht passé composé met avoir 

Slide 31 - Diapositive