Les 78 werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Welkom allemaal 

- jassen uit, tassen van de tafel 
- spullen pakken: boeken, laptop, pen/potlood aantekeningenmap etc. 
- telefoons in 't zakkie 

Persoonsvorm vinden

Het programma 

het lesdoel 

uitleg les 78 
oefenen in LessonUp 

zelfstandig werken 
nakijken 

terugkoppeling lesdoel 
 

Het lesdoel 

Aan het einde van de les kan ik uitleggen welk trucje ik moet gebruiken om werkwoorden te vervoegen in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en de voltooide tijd. 

Aantekeningen

- in de tegenwoordige tijd: trucje = lopen 
hij loopt 
hij verbrandt 
--> vervang het werkwoord door het werkwoord lopen, als je hier een -t hoort, dan schrijf je het met een -t 

- Verleden tijd & voltooid deelwoord = 't kofschip 

Zijn tram is _______________ (vertragen)

1. vertraagt
2. vertraagd

Hij __________ (vermijden) zijn vriendin.

1. vermijd
2. vermijdt
3. vermeden

Hij heeft hem veel _____________ (beloven)

1. belooft
2. beloofd
3. beloofde

Ik ___________ (worden) vader.

1. word
2. wordt

Zij is moeder ___________ (worden).

1. word
2. wordt
3. geworden

Ik __________ (onthouden) alles wat jij zegt.

1. onthoud
2. onthoudt
3. onthouden

Die vrouw _____________ (begeleiden) mijn zusje.

1. begeleid
2. begeleidt

Tegenwoordige tijd 

raad  

ik _________________ 
jij _________________
hij _________________
wij _________________

Verleden tijd 

raad 

ik _________________ 
jij _________________
hij _________________
wij _________________

Voltooid deelwoord

begeleiden

ik heb haar ______________
jij hebt haar ______________
hij heeft __________________
wij hebben ________________

Instructie 

Je maakt les 78 opdracht: opdracht 7, 8, 9, 10 en 11 
Je hebt 20 minuten in totaal. 
Over 20 min, gaan we klassikaal nakijken. 
Als je eer klaar bent, maak NUMO!

Nakijken 

Nakijken 

Nakijken 

Nakijken 

Nakijken 

Het lesdoel 

Aan het einde van de les kan ik uitleggen welk trucje ik moet gebruiken om werkwoorden te vervoegen in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en de voltooide tijd.