Herhaling Jong&Oud H5

Wie onderzoekt en stelt de hoogte van de koopkracht en inflatie vast.
A
SBS
B
CBS
C
UWV
D
de regering
1 / 13
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wie onderzoekt en stelt de hoogte van de koopkracht en inflatie vast.
A
SBS
B
CBS
C
UWV
D
de regering

Slide 1 - Quiz

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten die je kunt kopen.
C
Hoeveel spaargeld je hebt
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Diapositive

Wat is het verschil tussen nominaal inkomen en reëel inkomen?
A
Reëel inkomen is hoger dan nominaal inkomen
B
Nominaal inkomen is gecorrigeerd voor inflatie
C
Nominaal inkomen is hoger dan reëel inkomen
D
Reëel inkomen is gecorrigeerd voor inflatie

Slide 4 - Quiz

Wat is het effect van inflatie op de koopkracht?
A
Koopkracht verdubbelt
B
Koopkracht daalt
C
Koopkracht blijft gelijk
D
Koopkracht stijgt

Slide 5 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van inflatie?
A
Koopkracht
B
Reëel
C
Inkomen
D
Deflatie

Slide 6 - Quiz

Waardoor wordt je koopkracht bepaald?
A
De bedragen die je uitgeeft en de leningen die je afsluit.
B
De hoogte van je inkomen en de hoogte van de prijzen.
C
De hoogte van de prijzen en de bedragen die je uitgeeft
D
De leningen die je afsluit en de hoogte van je inkomen.

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

De prijzen stijgen met 2,5%
Het inkomen van Joost stijgt met 1,5%
Stijgt of daalt de koopkracht van Joost?
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 9 - Quiz

Voorbeeld 
Nino verdient in 2015 een salaris van € 3.500. Een jaar later verdient hij € 275 meer. 
De inflatie bedroeg in dat jaar 3,75%
 

Bereken de verandering in koopkracht voor Nino

Slide 10 - Diapositive

Als de inflatie 2% is en de rente op mijn spaargeld 1% is, dan..
A
daalt mijn koopkracht
B
gebeurt er niks met mijn koopkracht
C
stijgt de koopkracht

Slide 11 - Quiz

Is in 2017 de koopkracht gestegen of gedaald?
A
Gestegen
B
Gedaald

Slide 12 - Quiz

Het inkomen van Joost stijgt in 2014 met 5% ten opzichte van 2013. De prijzen stijgen in 2014 met 2,75%. Bereken op twee decimalen met hoeveel procent de koopkracht van Joost veranderd is.
A
102,19
B
2,25%
C
2,75%
D
2,19%

Slide 13 - Quiz