22.1.1 - Présent + passé composé (ww. op -er)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

BONJOUR ET BIENVENUE !

Bonjour

et 

bienvenue!!

Présent + Passé composé

Le présent

Hoe vind je de stam van de regelmatige werkwoorden, zoals: regarder, marcher, trouver, etc..

Wat is de stam van het werkwoord 'marcher'?

Wat is de stam van het werkwoord 'parler'?

Wat is de stam van het werkwoord 'danser'?

Welke uitgangen zijn juist?

1. je = e, tu = es , il /elle/on = es, nous = ez, vous = ons, ils/elles = ent
2. je = e, tu = es , il /elle/on = e, nous = ons, vous = ez, ils/elles = ont
3. je = e, tu = es , il /elle/on = e, nous = ons, vous = ez, ils/elles = ent
4. je = e, tu = e , il /elle/on = es, nous = ons, vous = ez, ils/elles = ont

Vervoeg het volgende werkwoord:
je ...... (chanter)

Vervoeg het volgende werkwoord:
vous ...... (habiter)

Vervoeg het volgende werkwoord:
elle ...... (divorcer)

Vervoeg het volgende werkwoord:
Marie et Pierre...... (manger)

Passé composé

De passé composé bestaat uit twee delen: het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord. Ken jij het rijtje van 'avoir' nog?

vul het rijtje van avoir in

Hoe maak je een voltooid deelwoord van een werkwoord op -er?

Maak van dit werkwoord een voltooid deelwoord: travailler

Maak van dit werkwoord een voltooid deelwoord: fermer

Maak van dit werkwoord een voltooid deelwoord: écouter

Maak de passé composé:
tu __ _______ (penser)

Maak de passé composé:
nous __ _______ (trouver)

Maak de passé composé:
vous __ _______ (aider)

Kies nu een opdracht waarmee jij wilt oefenen.

Au  revoir