Présent, avoir, être & passé composé klas 2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bonjour tout le monde!

Wat gaan we doen?

• vervoeging werkwoorden op -er (présent)
• herhalen avoir en être
• herhaling passé composé
• oefenen met de passé composé

Weet je het nog?

• Welke tijd is de présent?
• Hoe vind je de stam van een regelmatig werkwoord op -er?
  
• Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden in het Frans?
  
• Welke uitgangen komen er achter de stam?
  
  Noteer in tweetallen de antwoorden op deze vragen.

Verbes réguliers en -ER

- stam = hele werkwoord - er 

- uitgangen: e / es / e / ons / ez / ent

- persoonlijke voornaamwoorden + stam + uitgangen: KLAAR

Voorbeelden: j'aime / tu manges / elle marche / nous travaillons

                             vous regardez / ils jouent

Even oefenen

Pak je laptop

Ga naar www.lessonup.com  

Vul de code in

Tu ... dans la mer.

1. nages
2. nage
3. nagez
4. nagent

Je ... la télé.

1. regardes
2. regardent
3. regarde
4. regardez

Vous ... un cadeau à vos amis?

1. donne
2. donnent
3. donnons
4. donnez

Zet het werkwoord in de juiste vorm:
Elle (manger) un sandwich.

Tu (aimer) la plage.

Nous (écouter) la radio.

Ils (fermer) la porte de la voiture.

Elles (faire) des problèmes.

Avoir en être

Ken je avoir en être nog?

Maak de sleepvraag op de volgende slide.

Even herhalen: is het avoir of être?

Sleep de vervoegingen naar het juiste werkwoord.

avoir

être

Ils ont

Tu es

Nous avons

J'ai

Nous sommes

Vous avez

Je suis

Il a

Tu as

Ils sont

Vous êtes

Il est

Passé composé

Tekstboek blz. 35 (31 en 33)

2 onderdelen: hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

Hulpwerkwoord = vorm van avoir of être

Voltooid deelwoord van werkwoord op - er = hele ww -er + é

Dus: ik heb gedanst  = j'ai dansé

           j'ai  (hulpwerkwoord) +  dansé (danser-er +é = voltooid deelwoord)

De passé composé bestaat uit een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord.

1. Vrai
2. Faux

Het voltooid deelwoord maak je door het hele werkwoord -er +é te doen.

1. vrai
2. faux

Typ de voltooide deelwoorden van:
aimer-chanter-chercher-trouver

Zet in de passé composé:
Tu (surfer) sur internet.
(noteer alleen de werkwoorden)

Zet in de passé composé:
Je (aimer) mon chien.
(noteer alleen de werkwoorden)

Mettez au Passé Composé:
Nous (chanter)une chanson.

Mettez au Passé Composé:
Vous (gagner) un prix.

Mettez au Passé Composé:
Elles (jouer) dans le jardin.