2H - Grammatica - woordsoorten

2Hd
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

2Hd

Slide 1 - Diapositive

2H
Grammatica - woordsoorten - paragraaf 2, 4 , 6 en 8

Slide 2 - Diapositive

Les 1
Doel (herhaling):
Je kunt de volgende woordsoorten uitleggen en herkennen in een zin: 

- Zelfstandig naamwoord (concreet en abstract) & eigennaam
- (On)bepaald lidwoord
- (Stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
- Persoonlijk voornaamwoord
- Bezittelijk voornaamwoord
- Zelfstandig, hulp- en koppelwerkwoord
- Voorzetsel
- Bijwoord






Online maken: Cursus 5, paragraaf 2, alle opdrachten

Slide 3 - Diapositive

Hoe zat het ook al weer?

Slide 4 - Diapositive

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 5 - Quiz

'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord
C
een lidwoord

Slide 6 - Quiz

Wat is het verschil tussen een concreet en een abstract zelfstandig naamwoord?
A
een abstract ZN kun je aanraken
B
een concreet ZN kun je aanraken
C
er is geen verschil
D
de een is een eigen naam

Slide 7 - Quiz

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter, sinds
C
raam, deur, wand, vakantie
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Slide 8 - Quiz

Wat is het bijwoord in deze zin?

Klas 2 werkt hard aan de bijwoorden.
A
werken
B
hard
C
groep 7
D
de bijwoorden

Slide 9 - Quiz

Bijwoorden ...
A
geven extra informatie bij een werkwoord.
B
geven extra informatie bij een zelfstandig naamwoord.
C
geven extra informatie bij een bijvoeglijk naamwoord.
D
geven extra informatie bij een ander bijwoord.

Slide 10 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 11 - Quiz

Zij is het knapste meisje van de klas.

koppelwerkwoord
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
A
is=kww
B
is=hww
C
is=zww

Slide 12 - Quiz

Irma had zich vergist.

'had'
A
Koppelwerkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Zelfstandig

Slide 13 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 14 - Quiz



Zoek het bijwoord:

Morgen geef ik een feestje.
A
Morgen
B
geef
C
een
D
feestje

Slide 15 - Quiz


Wat is GEEN voorzetsel?
A
Tijdens
B
voor
C
omdat
D
tussen

Slide 16 - Quiz

Wat zijn oorlog en enthousiasme voor zelfstandige naamwoorden?
A
Concrete zelfstandige naamwoorden
B
Abstracte zelfstandige naamwoorden

Slide 17 - Quiz

‘Uw’ is een ... voornaamwoord.
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 18 - Quiz

Het woord ONS kan persoonlijk, bezittelijk of wederkerend vnw. zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Welk lidwoord is GEEN bepaald lidwoord?
A
De
B
Het
C
Een

Slide 20 - Quiz

Wil je ophouden?

'wil'
A
Koppelwerkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord
D
x

Slide 21 - Quiz

Zullen we dansen?

'dansen'
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord
D
x

Slide 22 - Quiz

‘Ik’ is een ... voornaamwoord.
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 23 - Quiz

Voorzetsels kun je altijd vervangen door een ander voorzetsel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Welke woordsoort(en) vind je nog lastig?

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Huiswerk
Online maken: cursus 5, paragraaf 2, opdracht 1 t/m 10 (herhaling woordsoorten)






timer
15:00

Slide 32 - Diapositive

Les 3
Doel:
- Je kunt uitleggen wat zelfstandige, koppel- en hulpwerkwoorden zijn. 
- Je kunt de werkwoordsoorten herkennen en benoemen in een zin. 

Programma
- Afspraken t.a.v. toets leesvaardigheid TW3
- Toets grammatica paragraaf 2, 4, 6  en 8
- Digitaal maken: Cursus 5 (Grammatica) - paragraaf 6 - opdracht 1 t/m 4 maken



Slide 33 - Diapositive

Herhaling - toetsstof vanuit lj. 1
- Zelfstandig naamwoord (concreet en abstract) & eigennaam
- (On)bepaald lidwoord
- (Stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
- Persoonlijk voornaamwoord
- Bezittelijk voornaamwoord
- Zelfstandig, hulp- en koppelwerkwoord
- Voorzetsel
- Bijwoord






Slide 34 - Diapositive

Hoe zat het ook al weer?

Slide 35 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een aanwijzend voornaamwoord en een vragend voornaamwoord?
A
Er is geen verschil.
B
Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets aan, terwijl een vragend voornaamwoord een vraag stelt.
C
Een aanwijzend voornaamwoord vervangt een zelfstandig naamwoord, terwijl een vragend voornaamwoord een bijvoeglijk naamwoord vervangt.
D
Een aanwijzend voornaamwoord stelt een vraag, terwijl een vragend voornaamwoord iets aanwijst.

Slide 36 - Quiz

Wat voor 'n leerling is deze jongen?
Benoem de voornaamwoorden
A
Wat = vragend deze = aanwijzend
B
Wat voor 'n = vragend deze = aanwijzend
C
Wat = aanwijzend deze = vragend
D
Wat voor 'n = aanwijzend deze = vragend

Slide 37 - Quiz


Die mooie spullen wilde ik ook winnen!
A
die = aanwijzend vnw.
B
die = vragend vnw.
C
ik = aanwijzend vnw.
D
ik = vragend vnw.

Slide 38 - Quiz

Deze jongen vroeg mij wat ik met die fiets had gedaan.
A
aanw.vnw: deze, die, met vrg.vnw: wat
B
aanw.vnw.: deze, die vrg.vnw: wat
C
aanw.vnw: deze, die vrg.vwn:-
D
aanw.vnw: wat vrg.vnw: -

Slide 39 - Quiz

Wie zegt DAT zo'n flatscreen minder lang meegaat dan deze ouderwetse monitor?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
geen voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 40 - Quiz

WAT zou men in Den Haag vinden van zulke brutale roofovervallen?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
geen voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 41 - Quiz

Van WELKE schrijver is dat boek over die blinde portier ook weer?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
geen voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 42 - Quiz


Charlotte houdt niet van DERGELIJKE taal.
A
vragend
B
aanwijzend
C
persoonlijk
D
bezittelijk

Slide 43 - Quiz

Aantekening - werkwoordsoorten
Neem onderstaand schema over en vul deze tijdens het bekijken van het filmpje in. 




Uitleg
Voorbeelden
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Hulpwerkwoord

Slide 44 - Diapositive

Oefenzinnen
1.  Mijn broers en ik zijn naar de bioscoop gegaan. 

2. Zou iemand gisteren boos zijn geweest?

3. Welke opgaven in het boek zijn moeilijk?



Slide 45 - Diapositive

Les 4
Doel:
- Je kunt uitleggen wat telwoorden zijn.
- Je kunt het verschil uitleggen tussen onbepaalde en bepaalde telwoorden.
- Je kunt het verschil uitleggen tussen hoofd- en rangtelwoorden. 

Opdrachten
Online maken:
- Cursus 5 Grammatica, paragraaf 6, opdracht 1 t/m 5
- Cursus 5 Grammatica, paragraaf 8, opdracht 1 t/m 4


Slide 46 - Diapositive

Aantekening - Telwoorden
Neem onderstaand schema over.






Een telwoord geeft altijd een hoeveelheid, volgorde of plaats in een reeks aan. 




Slide 47 - Diapositive

Toetsles
Fictie / Lezen
1. Herkansing leesvaardigheid
2. Leesweken (14 april t/m 23 mei)
3. Boekopdracht 3 -> woensdag 7 mei
4. Eindopdracht -> uitleg na de toets / volgende les

Grammatica
1. Oefentoets bespreken
2. Vragen
3. Toets grammatica - woordsoorten

Slide 48 - Diapositive