7. schooltaalwoorden 1 t/m 44 oefenen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Nederlands - schooltaalwoorden

1 tot en met 44

oefenen

Leerdoelen

Schooltaalwoorden

• Ik weet de betekenis van het schooltaalwoord.
• Ik weet de betekenis van het schooltaalwoord in een zin.
• Ik kan het schooltaalwoord in een zin zetten.

 

Uitleg

We oefenen met de schooltaalwoorden

 

Welke drie schooltaalwoorden ken je al?

Wat betekent: samenvatten?

1. iets nodig hebben
2. in het kort de belangrijkste dingen opschrijven/vertellen
3. onderbouwen
4. er komt meer bij

Wat betekent: de keuze?

1. een ding waar je iets aan kunt hangen
2. een groepje mensen dat advies geeft of leiding geeft
3. voorkeur, wat je kiest
4. de bladzijde

Wat betekent: indelen?

1. iets nodig hebben
2. in groepen delen
3. duidelijk maken
4. een onbekende persoon leren kennen

Wat betekent: omheen?

1. iets nodig hebben
2. rondom, langs de buitenkant
3. in het midden
4. een onbekende persoon leren kennen

Wat betekent: het leerboek?

1. de keuze
2. het materiaal
3. de grootte van iets
4. het schoolboek

Wat betekent: gaat om?

1. het is belangrijk
2. er komt meer bij
3. hevig, sterk
4. iets ergens laten horen of zien

Wat betekent: de haak?

1. de bladzijde
2. dunne stift met scherpe punt om mee te naaien
3. een ding waar je iets aan kunt hangen
4. voorkeur, wat je kiest

Wat betekent: passen bij?

1. dingen kunnen goed samen
2. met aandacht, met concentratie
3. iets ergens laten horen of zien
4. het is belangrijk

Wat betekent: nadat?

1. één keer
2. bijvoorbeeld
3. vooral, voornamelijk, het meeste
4. na iets anders, daarna

Waar staat het woord tussen haakjes?

1. (woord)
2. <woord>
3. *woord *
4. /woord\

Wat betekent: het materiaal?

1. de naald
2. de grootte
3. spullen die je nodig hebt om iets te maken
4. het formaat

Welk woord past in de zin?
We gaan het Nieuws van de week ............

1. onderbouwen
2. samenvatten
3. baseren op
4. kennismaken

Welk woord past in de zin?
De docent zegt: we houden het klasgesprek ........ Maar één persoon mag spreken.

1. centraal
2. materiaal
3. gebruikelijk
4. Officieel

Welk woord past in de zin?
....... alle studenten naar huis zijn, kijkt de docent de toetsen na.

1. aandachtig
2. fel
3. gebruikelijk
4. nadat

Bedenk zelf een tegenstelling:
.......... en ........

Bedenk zelf nog een tegenstelling:
.......... en ........

Welk woord past in de zin?
Ik zie een plas water op de straat. Ik loop er ........

1. gaat om
2. gaan om
3. gebruikelijk
4. omheen

Welk woord past in de zin?
Met het ..... maakten we een schilderij.

1. formaat
2. raad
3. materiaal
4. de pagina

Welk woord past in de zin?
Jouw schoenen ....... ........ bij jouw trui

1. baseren op
2. passen goed
3. hebben behoefte aan
4. maken kennis met

Welk woord past in de zin?
In de schoenenwinkel is veel ........
Ze hebben veel leuke schoenen.

1. grootte
2. tegenstelling
3. keus
4. formaat

Welke schooltaalwoorden heb je in deze les geleerd?

Geef jezelf een beoordeling. Hoe ging het?

1. niet goed
2. voldoende
3. ruim voldoende
4. goed

Hoe vond je de les?

1. te gemakkelijk
2. wel oké
3. beetje moeilijk
4. te moeilijk

Einde

Bedankt dat je meedeed.

Goed gewerkt!