Oefenen Kijken en Luisteren H1 t/m H3

KIJKEN EN LUISTEREN
H1 HET ONDERWERP VAN EEN PROGRAMMA OF FILMPJE
H2 KIJKEN EN LUISTEREN NAAR INTERVIEWS
H3 ZOEKEND KIJKEN EN LUISTEREN
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

KIJKEN EN LUISTEREN
H1 HET ONDERWERP VAN EEN PROGRAMMA OF FILMPJE
H2 KIJKEN EN LUISTEREN NAAR INTERVIEWS
H3 ZOEKEND KIJKEN EN LUISTEREN

Slide 1 - Diapositive

H1
HET ONDERWERP VAN EEN PROGRAMMA OF FILMPJE

HET IS BELANGRIJK ALS JE NAAR IETS KIJKT OF LUISTERT DAT JE WEET WAAROVER HET GAAT: WAT IS HET ONDERWERP?




Slide 2 - Diapositive

ZO VIND JE HET ONDERWERP
  • LET OP HET BEGIN VAN EEN PROGRAMMA OP RADIO OF TV. 
VAAK IN DE EERSTE MINUUT WORDT HET ONDERWERP GENOEMD
  • LET OP HET BEGIN BIJ FILMPJES OP INTERNET. 
VAAK STAAT HET ONDERWERP AL IN DE TITEL VAN HET FILMPJE

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

H2
KIJKEN EN LUISTEREN NAAR INTERVIEWS

IN EEN INTERVIEW OF VRAAGGESPREK STELT EEN PERSOON VRAGEN EN GEEFT DE ANDER ANTWOORD.

Slide 5 - Diapositive

1

Slide 6 - Vidéo

INFORMATIE
ALS JE KIJKT OF LUISTERT NAAR EEN INTERVIEW, KRIJG JE INFORMATIE.
JE KRIJGT INFORMATIE DOOR:
   - WAT er gezegd wordt (INHOUD)
   - HOE het gezegd wordt (LICHAAMSTAAL)

Slide 7 - Diapositive

INHOUD 
WAT?
Let op de vragen die gesteld worden:
Geeft de geïnterviewde antwoord op de vragen?
Vraagt de interviewer door als het antwoord als het antwoord niet duidelijk is?
LICHAAMSTAAL (HOE)
Let op de houding en de gezichtsuitdrukking?

Slide 8 - Diapositive

LICHAAMSTAAL
HOE?
LET OP DE HOUDING EN DE GEZICHTSUITDRUKKING?

Slide 9 - Diapositive

H3
ZOEKEND KIJKEN EN LUISTEREN

HOE JE KIJKT OF LUISTERT HANGT AF VAN WAT JE WILT WETEN

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

ZOEKEND KIJKEN EN LUISTEREN
JE BENT OP ZOEK NAAR BEPAALDE INFORMATIE
(HOE LAAT GAAT JE TREIN?)
JE WACHT OP INFORMATIE DIE JIJ NODIG HEBT
(DE TOETSCIJFERS VAN JOUW KLAS)

Slide 12 - Diapositive

Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
D
dino's leefden in een gezin

Slide 13 - Quiz

In welke situatie gebruik je de strategie van het zoekend lezen?
A
Als je geïnteresseerd bent in het onderwerp van de tekst.
B
Als je de flaptekst van een boek leest om te kijken of je het wilt lezen.
C
Als je met een vriendin een film uit de lijst met titels kiest op Netflix.
D
Als je met je hond wandelt en zoekt naar het bordje met: 'hondenuitlaatplek'.

Slide 14 - Quiz

Wat is het onderwerp van de tekst
A
Koude dagen
B
Nederlands weer
C
Weersverwachting

Slide 15 - Quiz

Wat is een interview?
A
Een vraaggesprek over je mening
B
Een vraaggesprek tussen twee of meer personen
C
Een discussie in een groep
D
Een gesprek over je standpunt

Slide 16 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
gezichtsuitdrukking
B
gebaren
C
taal
D
stemgebruik

Slide 17 - Quiz

Praat iemand rustig, snel of hakkelend?
Dit heeft te maken met
A
houding
B
gezichtsuitdrukking
C
stemgebruik

Slide 18 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
A
Lees de tekst verkennend
B
Stel jezelf de vraag: Waarover gaat de tekst?
C
Het antwoord op de vraag is het onderwerp
D
Alledrie de antwoorden

Slide 19 - Quiz

Wat is een ander woord voor intonatie?
A
houding
B
stemgebruik
C
gebaren
D
gezichtsuitdrukking

Slide 20 - Quiz

Hoe kun je mensen iets vertellen?

Meerdere antwoorden mogelijk
A
Door te praten
B
Door gebaren
C
Door een bepaalde gezichtsuitdrukking te laten zien

Slide 21 - Quiz

Als je informatie wilt krijgen tijdens het kijken en luisteren, waar let je dan op?
A
Intonatie, houding, haarkleur, uitdrukking
B
Toon, houding, tempo, gezichtsuitdrukking
C
Houding, presentatie, gebaren, gezichtsuitdrukking
D
Intonatie, houding, gebaren en gezichtsuitdrukking

Slide 22 - Quiz

Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één of een paar woorden waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 23 - Quiz


Je krijgt niet alleen informatie door wat de personen zeggen, maar ook door hoe ze het zeggen. Waar kun je nog meer opletten? Welke hoort er NIET bij?
A
Houding
B
Intonatie
C
Intentie
D
Gezichtsuitdrukking

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive