GT2 Oefenen Kijken en Luisteren H1 t/m H3

KIJKEN EN LUISTEREN
H1 LICHAAMSTAAL EN STEMGEBRUIK
H2 AANTEKENINGEN
H3 INSTRUCTIE
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

KIJKEN EN LUISTEREN
H1 LICHAAMSTAAL EN STEMGEBRUIK
H2 AANTEKENINGEN
H3 INSTRUCTIE

Slide 1 - Diapositive

H1
LICHAAMSTAAL EN STEMGEBRUIK

ALS JE ERGENS NAAR KIJKT OF LUISTERT KRIJG JE INFORMATIE. JE KRIJGT NIET ALLEEN INFORMATIE DOOR WAT PERSONEN ZEGGEN, MAAR OOK DOOR HOE ZE HET ZEGGEN.





Slide 2 - Diapositive

INFORMATIE
  • LICHAAMSHOUDING
  • GEBAREN
  • GEZICHTSUITDRUKKING
  • INTONATIE
JE KRIJGT INFORMATIE DOOR:
  •    - WAT er gezegd wordt (INHOUD)
  •    - HOE het gezegd wordt (LICHAAMSTAAL)


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

H2
AANTEKENINGEN

Als je informatie moet onthouden is het handig om aantekeningen te maken.
Je schrijft dan de belangrijkste informatie op.





Slide 5 - Diapositive

HULP VAN DE SPREKER
  • door zinnen; als eerste vertel ik, daarna, en als laatste…
  • hij benadrukt zaken; Let op of luister goed
  • hij stelt een vraag waar hij zelf antwoord op geeft: Wat gebeurt er als…?
  • hij geeft op het eind een samenvatting van wat hij heeft gezegd

Slide 6 - Diapositive

ZO MAAK JE AANTEKENINGEN
  • SCHRIJF HET ONDERWERP OP, WORDT VAAK IN HET BEGIN GENOEMD
  • NOTEER DE HOOFDZAKEN
  • NOTEER DE HOOFDZAKEN IN STEEKWOORDEN
  • JE KUNT OOK PIJLEN, STREEPJES EN NUMMERS GEBRUIKEN

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

H3
INSTRUCTIE

IN EEN INSTRUCTIE WORDT STAP VOOR STAP UITGELEGD HOE JE IETS MOET DOEN

Slide 9 - Diapositive

INSTRUCTIE
DE SPREKER LAAT VAAK ZIEN HOE JE IETS MOET DOEN

JE HERKENT INSTRUCTIES VAAK AAN DOE-WOORDEN (VERPLAATS, DRUK)

 

Slide 10 - Diapositive

ZO KIJK EN LUISTER JE NAAR EEN INSTRUCTIE

  • LET GOED OP DE SPREKER: WAT ZEGT HIJ?
  • LAAT HIJ OOK IETS ZIEN?
  • LET OP SIGNAALWOORDEN DIE DE VOLGORDE VAN STAPPEN AANGEVEN
  • STEL EEN VRAAG ALS JE IETS NIET BEGRIJPT OF STUKJE HEBT GEMIST

Slide 11 - Diapositive

SIGNAALWOORDEN
HELPEN JE OM EEN TEKST TE BEGRIJPEN
Opsomming: ten eerste, ten tweede/bovendien, ook/ als 
Tegenstelling: maar, echter, toch wel, in tegenstelling tot
Vergelijking: zo, net zo, op dezelfde manier, zie ook, vergelijk

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Welk woord hoort er niet bij?
A
Gezichtsuitdrukking
B
Gebaren
C
Taal
D
Stemgebruik

Slide 14 - Quiz

Praat iemand rustig, snel of hakkelend?
Dit heeft te maken met
A
Houding
B
Gezichtsuitdrukking
C
Stemgebruik

Slide 15 - Quiz

Wat betekent intonatie?
A
Stemgebruik
B
Instructie
C
Woordgebruik
D
Bedoeling

Slide 16 - Quiz

Wat gebruik je bij lichaamstaal en stemgebruik?
A
Houding en gebaren
B
Houding, stemgebruik, gezichtsuitdrukking
C
Intonatie, houding, gebaren, gezichtsuitdrukking
D
Gebaren en intonatie

Slide 17 - Quiz

Wat is een ander woord voor intonatie?
A
Houding
B
Stemgebruik
C
Gebaren
D
Gezichtsuitdrukking

Slide 18 - Quiz

Hoe kun je mensen iets vertellen?
Meerdere antwoorden mogelijk
A
Door te praten
B
Door gebaren
C
Door een bepaalde gezichtsuitdrukking te laten zien

Slide 19 - Quiz


Wat doe je bij aantekeningen maken?
A
Alles opschrijven
B
Alleen de inleiding en het slot opschrijven
C
De bijzaken in steekwoorden opschrijven
D
De hoofdzaken in steekwoorden opschrijven

Slide 20 - Quiz

Waarom gebruikt iemand zijn handen tijdens het praten?
A
om zijn enthousiasme duidelijk te maken
B
om iemand te slaan

Slide 21 - Quiz

Als je informatie wilt krijgen tijdens het kijken en luisteren, waar let je dan op?
A
Intonatie, houding, haarkleur, uitdrukking
B
Toon, houding, tempo, gezichtsuitdrukking
C
Houding, presentatie, gebaren, gezichtsuitdrukking
D
Intonatie, houding, gebaren en gezichtsuitdrukking

Slide 22 - Quiz

Noem een voorbeeld van een doe-woord

Slide 23 - Question ouverte

Bijzaken zijn belangrijk voor het vinden van het onderwerp
Ja
Nee

Slide 24 - Sondage

Bij een instructie
A
Doet iemand iets voor
B
Legt iemand iets uit en doet iets voor
C
Legt iemand wat uit

Slide 25 - Quiz

Hoofdzaken schrijf je
A
helemaal op
B
in steekwoorden

Slide 26 - Quiz

De belangrijkste informatie wordt vaak genoemd in
A
Onderwerp, hoofdzaken, bijzaken
B
Slot, hoofdzaken, bijzaken
C
Inleiding, 1e en laatste zin alinea
D
Inleiding, slot, 1e en laatste zin alinea

Slide 27 - Quiz

Wat doe je als je iets niet begrijpt van een instructie?
A
Niets
B
Je gaat gewoon door
C
Je stelt een vraag

Slide 28 - Quiz

Is dit een instructie?
Een voetbalcoach legt een beweging uit en doet hem voor
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quiz

Ten eerste, ten laatste en tenslotte zijn --------

Slide 30 - Question ouverte

Slide 31 - Diapositive