Waarom zou je sparen?_2vmbo_2.2

Agenda van de les
  • Leerdoelen paragraaf 2.2 Waarom zou je sparen
  • Uitleg paragraaf 2.2 Waarom zou je sparen?
  • Zelf aan de slag.
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Agenda van de les
  • Leerdoelen paragraaf 2.2 Waarom zou je sparen
  • Uitleg paragraaf 2.2 Waarom zou je sparen?
  • Zelf aan de slag.

Slide 1 - Diapositive

  • Leerdoelen paragraaf 2.2
  • Je weet welke redenen je kunt hebben om te sparen
  • Je weet wat rente is.
  • Je kunt rente berekenen die je op een spaarrekening ontvangt.
  • Je weet wat de geldfuncties zijn.

Slide 2 - Diapositive

Sparen
Sparen: betekent dat je je geld niet nu uitgeeft, maar bewaart voor later.

Redenen om te sparen:
Je spaart voor een doel: bijvoorbeeld extra geld voor op vakantie.
Je spaart uit voorzorg: bijvoorbeeld voor als je telefoon kapot gaat.
Je spaart voor de rente.

Rente: is een vergoeding die je krijgt van de bank omdat je er spaart.
De rente is een bepaald percentage per jaar.


Slide 3 - Diapositive

Rente berekenen
Rentebedrag per jaar = percentage ÷ 100 x spaarbedrag
Op je spaarrekening staat € 225. Je krijgt 1,2% rente per jaar. Bereken het bedrag dat je na 1 jaar aan rente krijgt.
Stap 1: De som is: 1,2% van € 225 = …
Stap 2: Maak van de 1,2% een decimaal getal: 1,2 ÷ 100 = 0,012
Stap 3: vermenigvuldig het spaarbedrag met het decimaal getal
Stap 4: berekening stap 3: 0,012 x  € 225 =  € 2,70 aan rente
Of in één keer berekenen: 1,2 ÷ 100 × € 225 = € 2,70


Slide 4 - Diapositive

Geldfuncties
De drie geldfuncties:
(manier waarop je geld kunt gebruiken)
  1. Ruilmiddel: wanneer je iets koopt.
     
  2. Spaarmiddel: wanner je geld bewaart om later uit te geven.
  3. Rekenmiddel: wanneer je de waarde van iets in geld aangeeft. 

Slide 5 - Diapositive

Wanneer spaar je? Kies juiste antwoord. Vraag 15
A
Als je inkomsten even hoog als je uitgaven
B
Als je inkomsten hoger zijn dan je uitgaven
C
Als je inkomsten lager zijn dan je uitgaven

Slide 6 - Quiz

Noem een voordeel en nadeel van een spaarrekening bij bank (vr17)

Slide 7 - Carte mentale

Waarom krijg je van de bank rente als je geld op een spaarrekening hebt
(vr 18)
A
Omdat de bank jouw geld veilig bewaart
B
omdat de bank jouw geld weer kan uitlenen
C
omdat de bank jou wil aanmoedigen om te sparen
D
omdat de bank tevreden is dat je hen vertrouwt

Slide 8 - Quiz

JUIST
ONJUIST
BANKEN GEVEN EEN ZO LAAG MOGELIJK RENTEPERCENTAGE OM KLANTEN TE WINNEN
hOE KORTER JE GELD OP JE SPAARREKENING STAAT, HOE HOGER HET RENTEBEDRAG
hOE HOGER HET RENTEPERCENTAGE, HOE MEER RENTE JE KRIJGT

Slide 9 - Question de remorquage

RUILMIDDEL
SPAARMIDDEL
REKENMIDDEL
JE HEBT NOG EEN BROEK DIE JOU NIET PAST. EEN VRIENDIN MAG DIE BROEK WEL HEBBEN VOOR € 15,-.
jE ZIET DAT DE COMPUTERGAME DIE JE VAN EEN VRIEND KOCHT, IN DE WINKEL € 20,- DUURDER IS.
jE HEBT EEN KRANTENWIJK. HET GELD DAT JE VERDIENT LEG JE OP JE NACHTKASTJE

Slide 10 - Question de remorquage

Zelf aan de slag
  • Lees Paragraaf 2.2 en maak opgave 15, 16 en 18 t/m 25
  • Nakijken opgaven par 2.1 en 2.2 met andere kleur pen
  • Zet de nagekeken opgaven in mijnschrift.nl met tag par 2.1 en 2.2
  • Leer voor de volgende les de begrippen van par 2.1 en 2.2 blz 57 boek en aantekeningen schrift
  • Volgende les huiswerkcontrole opgaven par 2.1 en 2.2

Slide 11 - Diapositive