6.5 pH berekeningne

6.4 rekenen aan zuurbase reacties
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

6.4 rekenen aan zuurbase reacties

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
- herhalen molrekenen 
- koppelen aan zuurbase reacties 

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van de les
Kun je rekenen aan reacties met mol (kon je als het goed is al)
Kun je zuur-base reacties opstellen (kon je al het goed is al)
Kun je deze twee aan elkaar koppelen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Als ik 5,0 gram HCOOH heb, hoeveel mol is dit?
A
5,0
B
46,03
C
0,11
D
0,43

Slide 5 - Quiz

Als ik 4,0 mol natronloog (NaOH) heb, hoeveel gram heb ik dan?
A
4,0
B
40
C
10
D
160

Slide 6 - Quiz

Ik ga 3,0 mol van stof X oplossing in een halve liter water. Wat is de molariteit/concentratie?
A
3,0
B
0,5
C
5,0
D
6,0

Slide 7 - Quiz

Ik heb de volgende reactievergelijking: 
2Na + Cl2 --> 2 NaCl
Ik gebruik 5,0 gram natrium. hoeveel gram chloor heb ik nodig?

Slide 8 - Diapositive

Ik ga VAST calciumcarbonaat laten reageren met zoutzuut (HCl oplossing). Stel ik heb 5,0 gram calciumcarbonaat, hoeveel mol H+ heb ik dan nodig?
1. Stel de zuurbase reactie op (houdt rekening met of een stof vast of niet is) 

Slide 9 - Diapositive

Ik ga VAST natriumhydroxide laten reageren met zoutzuut (HCl oplossing). Stel ik heb 5,0 gram natriumhydroxide, hoeveel mol H+ heb ik dan nodig?
1. Stel de zuurbase reactie op (houdt rekening met of een stof vast of niet is) 
NaOH = sterke base 
HCl = sterk zuur 
NaOH (s) + H+ (aq) --> Na+ (aq) + H2O (l)

Slide 10 - Diapositive

Ik ga VAST natriumhydroxide laten reageren met zoutzuut (HCl oplossing). Stel ik heb 5,0 gram natriumhydroxide, hoeveel mol H+ heb ik dan nodig?
1. Stel de zuurbase reactie op (houdt rekening met of een stof 
NaOH (s) + H+ (aq) --> Na+ (aq) + H2O (l)
2. Bereken hoeveel mol NaOH 

Slide 11 - Diapositive

Ik ga VAST natriumhydroxide laten reageren met zoutzuut (HCl oplossing). Stel ik heb 5,0 gram natriumhydroxide, hoeveel mol H+ heb ik dan nodig?
1. Stel de zuurbase reactie op (houdt rekening met of een stof 
NaOH (s) + H+ (aq) --> Na+ (aq) + H2O (l)
2. Bereken hoeveel mol NaOH 
5 / 39,998 = 0,13 mol  

Slide 12 - Diapositive

Ik ga VAST natriumhydroxide laten reageren met zoutzuut (HCl oplossing). Stel ik heb 5,0 gram natriumhydroxide, hoeveel mol H+ heb ik dan nodig?
1. Stel de zuurbase reactie op (houdt rekening met of een stof 
NaOH (s) + H+ (aq) --> Na+ (aq) + H2O (l)
2. Bereken hoeveel mol NaOH 
5 / 39,998 = 0,13 mol  
3. kijk naar de molverhouding 

Slide 13 - Diapositive

Ik ga VAST natriumhydroxide laten reageren met zoutzuut (HCl oplossing). Stel ik heb 5,0 gram natriumhydroxide, hoeveel mol H+ heb ik dan nodig?
1. Stel de zuurbase reactie op (houdt rekening met of een stof 
NaOH (s) + H+ (aq) --> Na+ (aq) + H2O (l)
2. Bereken hoeveel mol NaOH 
5 / 39,998 = 0,13 mol  
3. kijk naar de molverhouding 
1:1 dus ook 0,13 mol H+

Slide 14 - Diapositive

Ik laat 1,0 L mierenzuur oplossing HCOOH van 2,0 M reageren met vast NaCN. Hoeveel gram NaCN kan er reageren? 

Slide 15 - Diapositive

Ik laat 1,0 L mierenzuur oplossing HCOOH van 2,0 M reageren met vast NaCN. Hoeveel gram NaCN kan er reageren? 
1. Geef de zuur-base reactie

2. Bereken hoeveel mol HCOOH

3. Bereken hoeveel gram NaCN

Slide 16 - Diapositive

Snap je het? Maak opdracht 43, moeite mee? Doe mee met gezamenlijke opdracht
Ik laat 200 mL 3,0 M NaNH2 oplossing reageren met azijnzuur. bereken hoeveel gram azijnzuur er kan reageren 

Slide 17 - Diapositive