tt + vd + sterk en zwak

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo
• Leerjaar 1

Welkom!

Log alvast in op de LessonUp en zorg dat je je boeken bij de hand hebt.

Wat gaan we doen?

• Vragen over grammatica?
• Spelling verleden tijd en tegenwoordige tijd
• Onvoltooid en voltooid deelwoord

Wat is jouw vraag over grammatica?

Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Wat is het verschil tussen een lidwoord en een voorzetsel? (noem voorbeelden)

Spelling

• Persoonsvorm tegenwoordige tijd
• Persoonsvorm verleden tijd
• Meervouden

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Youri (winnen) een medaille.

De lastige klant (weigeren) de winkel te verlaten.

De klas (versieren) het bureau van de jarige docent.

Persoonsvorm verleden tijd

Sterke en zwakke werkwoorden

Sterke werkwoorden
De klank van het woord verandert in de verleden tijd

Lopen > liep

Zwakke werkwoorden
De klant verandert niet. 
ik-vorm + te(n)/de(n)

Zwakke werkwoorden

Zwakke werkwoorden
De klant verandert niet. 
ik-vorm + te(n)/de(n)

1. Wat is de stam?
2. Laatste letter van de stam?

3. In het 't kofschip? = +te(n)

4. Niet in 't kofschip? = +de(n)

VT
Jonas (beseffen) dat hij te laat op school zou komen.

VT
Het (plenzen) zo hard dat we even gingen schuilen.

Danïelle (tobben) lang voordat ze besloot welke telefoon ze wilde kopen.

De opvallende poster (vergroten) de kans dat veel mensen de website zouden bezoeken.

(on)voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord
Geeft aan dat een handeling is afgerond.
Hij heeft gekampeerd     - Hij is naar Italië gevlogen

Onvoltooid deelwoord
Geeft aan dat een handeling nog bezig is.

Hij reist zeilend de wereld over  -  Hij stapt lachend de bus uit

voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord
Geeft aan dat een handeling is afgerond.
Hij heeft gekampeerd     - Hij is naar Italië gevlogen

• Sterk werkwoord? eindigt vaak op - en
• Zwak werkwoord? -d of -t ('t ex fokschaap)

onvoltooid deelwoord

Onvoltooid deelwoord

Geeft aan dat een handeling nog bezig is.

Hij reist zeilend de wereld over  -  Hij stapt lachend de bus uit

• Stam (infinitief) +d

Verschillende ouders hebben (klagen) bij de burgemeester.

Na een uurtje in de vriezer is het water (bevriezen).

De (braden) kip.

De conciërge (verwijderen) het afval van het plein.

Heb jij dit jaar weer plaatjes (verzamelen)?

Weektaak

Mavo	havo
Grammatica woordsoorten: blz. 150-151, opdr. 1,2,3 Spelling H1, opdr.23,25 Spelling H2, opdr.21, 24 Spelling H3, opdr. 20,22,24	Grammatica woordsoorten: , opdr. 1 t/m 5 Spelling H4 (blz. 124-125): opdr. 1-6 Spelling H4 (blz. 126-127): opdr. 1-5

Plus de schrijfopdracht!