H5 voeding en vertering quiz

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Wat is een essentieel aminozuur ook alweer?

1. Een aminozuur dat perse in je eten moet zitten
2. Een aminozuur dat je lever zelf niet kan maken
3. Een aminozuur waar je veel van nodig hebt
4. Een aminozuur waar je maar weinig van nodig hebt

Als een eiwitmolecuul verhit wordt, wat gebeurt er dan NIET?

1. Het eiwitmolecuul beweegt sneller
2. De waterstofbindingen worden verbroken
3. De aminozuren komen los van elkaar

In de mond verteert het enzym amylase zetmeel. Werkt amylase uit speeksel in de maag nog door? Waarom wel/niet?

1. Wel, want er is nog genoeg zetmeel over
2. Niet, want de temperatuur in de maag is te hoog
3. Niet, want de pH in de maag is te laag

Wat betekent het dat enzymen specifiek werken?

1. Een enzym kan maar bij één temperatuur werken
2. Een enzym kan maar bij één pH werken
3. Een enzym kan maar één stof afbreken
4. Een enzym kan maar één keer gebruikt worden

Peristaltische beweging

Waarom maken de cellen van de maagwand het onwerkzame enzym pepsinogeen en niet meteen pepsine?

1. Omdat anders pepsine alweer kapot is als het het voedsel bereikt
2. Omdat anders pepsine de eiwitten in de cellen die het maken verteert
3. Omdat anders pepsine het voedsel niet goed kan bereiken
4. Omdat dat biologisch niet mogelijk is

Een andere naam voor duodenum is Twaalfvingerige darm. Hier worden sappen uit de (1) bij het voedsel gedaan. (2) bevat een basische stof die het maagzuur neutraliseert.

1. 1 = Alvleesklier 2= Alvleessap
2. 1 = Alvleesklier en galblaas 2 = Alvleessap
3. 1 = Lever 2 = leversap
4. 1 = Alvleesklier en galblaas 2 = Gal

Wat is de prikkel voor de maagportier om open te gaan en voedsel door te laten?

1. een lage pH in de maag
2. een lage pH in de twaalfvingerige darm
3. een hoge pH in de maag
4. een hoge pH in de twaalfvingerige darm

Vetten

Vet wordt verteerd tot vetzuren en glycerol. Deze worden opgenomen in de cellen van de darmwand. Daar wordt het grootste deel weer omgezet in vet. Dat vet wordt via de lymfe afgevoerd. En dus niet via het bloed!

Koolhydraten en eiwitten

Koolhydraten worden verteerd tot glucose en eiwitten tot aminozuren. Deze twee stoffen zijn klein genoeg. Ze worden opgenomen in de darmcellen, en daarna doorgegeven aan het bloed. 

In het bloed dat uit de dunne darm stroomt, bevinden zich na de maaltijd veel stoffen. Zo ook in de lymfe. Wat zit er vooral in het bloed? En wat vooral in de lymfe?

1. Bloed: aminozuren en vetzuren Lymfe: Glucose
2. Bloed: aminozuren en glucose Lymfe: vetten
3. Bloed: glucose en vetzuren Lymfe: aminozuren
4. Bloed: vetten en eiwitten Lymfe: glucose

In de voedselbrij in de darm bevinden zich veel glucosemoleculen; de concentratie is hoog

In de darmcellen bevinden zich weinig glucosemoleculen; de concentratie is laag

Concentratie glucose in voedselbrij: hoog
Concentratie glucose in darmcellen: laag

1. Transport van glucose naar darmcellen is dus actief transport
2. Transport van glucose naar darmcellen is dus passief transport

Concentratie glucose in voedselbrij: laag
Concentratie glucose in darmcellen: hoog

1. Transport van glucose naar darmcellen is dus actief transport
2. Transport van glucose naar darmcellen is dus passief transport

Wat zijn de twee functies van de dunne darm?

Wat is de belangrijkste functie van de dikke darm?

Wanneer je veel eiwit eet, worden er veel stoffen opgenomen in het bloed.
Welke stoffen zijn dat? En waar wordt dit opgenomen in het bloed?

Wanneer je iets eet dat niet goed voor je is, zoals bedorven vlees, verandert de peristaltiek van de darm en slokdarm om het zo snel mogelijk weer kwijt te raken. Wat gebeurt er dan?

Waarom maken de cellen van de maagwand het onwerkzame enzym pepsinogeen en niet meteen het werkende enzym pepsine?

Waarom maken de cellen van de maagwand het onwerkzame enzym pepsinogeen en niet meteen pepsine?

1. Omdat anders pepsine alweer kapot is als het het voedsel bereikt
2. Omdat anders pepsine de eiwitten in de cellen die het maken verteert
3. Omdat anders pepsine het voedsel niet goed kan bereiken
4. Omdat dat biologisch niet mogelijk is

Een andere naam voor duodenum is Twaalfvingerige darm. Hier worden sappen uit de (1) bij het voedsel gedaan. (2) bevat een basische stof die het maagzuur neutraliseert.

1. 1 = Alvleesklier 2= Alvleessap
2. 1 = Alvleesklier en galblaas 2 = Alvleessap
3. 1 = Lever 2 = leversap
4. 1 = Alvleesklier en galblaas 2 = Gal

Wat is de prikkel voor de maagportier om open te gaan en voedsel door te laten?

1. een lage pH in de maag
2. een lage pH in de twaalfvingerige darm
3. een hoge pH in de maag
4. een hoge pH in de twaalfvingerige darm

In de voedselbrij in de darm bevinden zich veel glucosemoleculen; de concentratie is hoog

In de darmcellen bevinden zich weinig glucosemoleculen; de concentratie is laag

Concentratie glucose in voedselbrij: hoog
Concentratie glucose in darmcellen: laag

1. Transport van glucose naar darmcellen is dus actief transport
2. Transport van glucose naar darmcellen is dus passief transport

Concentratie glucose in voedselbrij: laag
Concentratie glucose in darmcellen: hoog

1. Transport van glucose naar darmcellen is dus actief transport
2. Transport van glucose naar darmcellen is dus passief transport

In het bloed dat uit de dunne darm stroomt, bevinden zich na de maaltijd veel stoffen. Zo ook in de lymfe. Wat zit er vooral in het bloed? En wat vooral in de lymfe?

1. Bloed: aminozuren en vetzuren Lymfe: Glucose
2. Bloed: aminozuren en glucose Lymfe: vetten
3. Bloed: glucose en vetzuren Lymfe: aminozuren
4. Bloed: vetten en eiwitten Lymfe: glucose

Wat zijn de twee functies van de dunne darm?

Wat is de belangrijkste functie van de dikke darm?

Leg uit waarom de darm zoveel 'uitsteeksels' heeft (darmplooien, -vlokken en microvilli)