Par. 2.3 Duitsland van democratie naar dictatuur

De tien tijdvakken.

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

De tien tijdvakken.

Slide 1 - Diapositive

Laatste dagen van de WOI
  • Duitse soldaten en matrozen sloegen aan het muiten.
  • Arbeiders gingen staken. 
  • De keizer vluchtte naar het neutrale Nederland. 
  • In Berlijn riepen de socialisten een republiek uit met een parlementaire democratie

Slide 2 - Diapositive

De Weimarrepubliek. De Rijksdag (het parlement) had de macht.

Slide 3 - Diapositive

1919: communistische opstand
  • De socialistische regering zetten het leger in om de opstand neer te slaan.

  • Gewelddadige bendes (Freikorpsen) probeerde met extreem geweld de orde te herstellen.

  •  was een strijd tussen twee groepen:
- linkse (vooruitstrevend) en rechtse (conservatief, voor sterke leiders).

Slide 4 - Diapositive

Na de communistische opstand...
Het bleef onrustig:
  • Door politiek geweld vielen duizenden doden. 
  • Mislukte staatsgrepen
  • Gevechten tussen linkse en rechtse knokploegen 

  • Het politieke geweld en de Vrede van Versailles waren slecht voor het vertrouwen van de bevolking in de democratie. 

Slide 5 - Diapositive

De Dolkstootlegende
De Dolkstootlegende
Antidemocratische generaals en politici beweerden dat het Duitse leger in de WOI niet door de geallieerden was verslagen, maar "in de rug was gestoken" door de democraten die om een wapenstilstand hadden gevraagd en de "schandvrede" hadden getekend. 
Veel Duitsers geloofden dit en voelden zich verraden door democratische politici. 

Slide 6 - Diapositive

Economische problemen
Economische crisis door inflatie (waardevermindering van geld):
-  de Duitse mark werd steeds minder waard. Dit zorgde voor minder vertrouwen in de economie. 


Slide 7 - Diapositive

Mensen gaven hun loon snel uit, omdat alles aan het eind van de dag nog duurder kon worden. 
Er ontstond voedseltekorten en er vielen hongerdoden. 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Oplossingen?
  • De vergering voerde eind 1923 een nieuwe mark in die duizend mijlard keer zo veel waard was als de oude. 
  • De economie herstelde in 1924 toen Duitse banken leningen Amerikaanse leningen kregen en de herstelbetalingen werd verlaagd.
  • Vijf jaren van welvaartsgroei, maar...

Slide 10 - Diapositive

24 okt 1929, Zwarte donderdag
De aandelenkoersen daalde erg snel = Beurskrach, met een zware wereldwijde economische crisis (depressie) als gevolg.

Keerpunt in de geschiedenis: een belangrijk snelle verandering.  

Slide 11 - Diapositive

Wat betekenen de Beurskrach voor Duitsland?
  • Duitsland werd extra hard getroffen:
  • Duitsland was afhankelijk van Amerikaanse leningen, die nu wegvielen. 
  • 30% van de Duitse beroepsbevolkingen was werkloos.
  • Opkomst van het populisme, bijv: politicus die beweerde dat hij Duitsland weer welvarend en machtig kon maken en het "dictaat van Versailles" ongedaan zou maken. 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Adolf Hitler

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Carte

Wie was Adolf Hitler?
  • Geboren in Oostenrijk
  • Toen hij 18 was, trok hij naar Wenen in de hoop toegelaten te worden tot de Academie van Kunsten, maar zo ver kwam het niet. 

Slide 16 - Diapositive

Hitler in de WOI
  • Oorlogsveteraan
  • Vocht in het westfront tegen Frankrijk
  • Hitler geloofde heilig in de dolkstootlegende waarbij de nederlaag van het Keizerlijk leger werd toegeschreven aan het 'verraad van de socialisten, Joden, communisten en republikeinen' 

Slide 17 - Diapositive

Na de WOI (1919)
  • Sloot zich in München aan bij een kleine rechts-nationalistische politieke partij.
  • Hij ontdekte dat hij een groot talent had: hij kon het publiek overtuigen en effectief toespreken. Hij was een goed redenaar. 
  • Hij werd de leider van de partij:
Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP)

Slide 18 - Diapositive

Het nationaalsocialisme:
  • Antidemocratische, totalitaire, gewelddadige, extreem nationalistische en racistische politieke beweging. 
  • Hitler was de Führer
  • Radicaler dan het fascime, want de nazi's geloofden in de rassenleer

Slide 19 - Diapositive

Rassenleer
  • Het onjuiste theorie over verschillen tussen "mensenrassen". 
  • Het 'joodse ras' was de grootste vijand van het 'Germaanse ras'. 
  • Het 'Germaanse ras' moest worden verbeterd door levensonwaardig en zwak leven te verwijderen (bijv. gehandicapten en homoseksuelen).

Slide 20 - Diapositive

Antisemitisme
  • Antisemitisme betekent Jodenhaat.
  • Hitler was een antisemiet: hij gaf de joden de schuld van de Duitse nederlaag in de WOI.
  • Volgens Hitler waren joden socialisten die arbeiders gebruikten om van hun vaderland te vervreemden. Daarom moest er een nationaal socialisme komen: om de arbeiders van het "joodse" socialisme af te houden. 

Slide 21 - Diapositive

Levensruimte
  • Hitler wilde meer grond voor het Duits sprekende volk om zich te kunnen voeden en hij wilde dat alle Duitssprekenden "heim ins Reich" kwamen.

  • Dit betekent dat:
  • Polen, Russen en andere 'minderwaardige Slavische volken' moesten worden verdrijft (of vermoord...)

Slide 22 - Diapositive

Hitler werd rijkskanselier
  • Door de economische crisis groeide de aanhang van de NSDAP.
  • De partij werd de grootste in verkiezingen van juli 1932.
  • De andere partijen wilden niet met de nazi's samenwerken, maar konden ook geen stabiele regering vormen. 
  • President Hindenburg benoemde Hitler op 1933 tot rijkskanselier.   

Slide 23 - Diapositive

Stelling: "Bestaat nog antisemitisme"

Slide 24 - Diapositive

Vorige les...
  • Hij werd de leider van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP). 
  • Het nationaalsocialisme is antidemocratische, totalitaire, gewelddadige, extreem nationalistische, racistische en antisemitisch politieke beweging. Hitler was de Führer. 
  • De nazi's geloofden in de rassenleer: het onjuiste theorie over verschillen tussen "mensenrassen". 
  • Hitler wilde meer grond voor het Duits sprekende volk om zich te kunnen voeden en hij wilde dat alle Duitssprekenden "heim ins Reich" kwamen.
  • De partij werd de grootste in verkiezingen van juli 1932. De andere partijen wilden niet met de nazi's samenwerken, maar konden ook geen stabiele regering vormen. President Hindenburg benoemde Hitler op 1933 tot rijkskanselier.   

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

0

Slide 27 - Vidéo

Antwoord de leerdoel
2. Hoe kwam Hitler aan de macht?

Slide 28 - Diapositive