week 14 12-10 Thema 7 winkels-boodschappen

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

De omgeving | de buurt
معلومات المنطقة | الحي
the area | the neighbourhood

Slide 2 - Diapositive

Wat is dit?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 4 - Question ouverte

de slagerij
het café
het vlees
drinken
de moskee
bidden
de supermarkt
boodschappen

Slide 5 - Question de remorquage

de of het?
A
het bakkerij
B
de bakkerij

Slide 6 - Quiz

de of het?
A
het hotel
B
de hotel

Slide 7 - Quiz

de of het?
A
de boekhandel
B
het boekhandel

Slide 8 - Quiz

Wat is goed?
A
In de snackbar eet ik fruit.
B
In de snackbar eet ik patat.

Slide 9 - Quiz

Wat is goed?
A
In de bioscoop doe ik boodschappen.
B
In de bioscoop lees ik een boek.
C
In de bioscoop kijk ik een film.
D
In de bioscoop koop ik brood.

Slide 10 - Quiz

Wat doet hij?

Slide 11 - Diapositive

Wat doet hij?

Slide 12 - Question ouverte

Wat doet zij?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 16 - Question ouverte

Leestekst Thema 7
Emina doet boodschappen

Lees de tekst eerst stil, voor jezelf.

Daarna gaan een paar leerlingen de tekst voorlezen.

Slide 17 - Diapositive

Uitspraak
  • su-per-markt
  • bood-schap-pen
  • kas-sa
  • beurt
  • be-ta-len
  • markt
  • zij fietst

Slide 18 - Diapositive

Antwoord geven op vragen


  1. Waar doet Emina boodschappen?

      


1
2
3
4
Waar?

Welke plaats?

Slide 19 - Diapositive

Antwoord geven op vragen


  1. Waar doet Emina boodschappen?

       Emina doet boodschappen bij .....



1
2
3
4
Waar?

Welke plaats?

1
2
3
4

Slide 20 - Diapositive

Antwoord geven op vragen
2.    Hoe gaat Emina naar de supermarkt?


       
Hoe?

Op welke manier?

1
2
3
4

Slide 21 - Diapositive

Antwoord geven op vragen
2.    Hoe gaat Emina naar de supermarkt?


        Emina gaat met ... naar de supermarkt.
Hoe?

Op welke manier?

1
2
3
4
1
2
3
4

Slide 22 - Diapositive

Maak oefening 1
Geef antwoord op de vragen in de tekst.
Gebruik hele zinnen.
Denk aan de volgorde (porządek  ; الطلب ; order)

  1. Persoon (wie doet iets?)
  2. Werkwoord
  3. Rest van de zin

Slide 23 - Diapositive