Hfdst 4.7 Grammatica: woordsoorten

Woordsoorten
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Woordsoorten

Slide 1 - Diapositive

Welke woordsoorten ken jij nog?

Slide 2 - Carte mentale

Aanwijzend en Vragend
Ik weet wat een aanwijzend voornaamwoord is.
Ik kan een aanwijzend voornaamwoord herkennen in de zin.

Ik weet wat een vragend voornaamwoord is.
Ik kan een vragend voornaamwoord herkennen in de zin.

Ik kan de woordsoorten zelfstandig naamwoord, lidwoord, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord en telwoord herkennen en benoemen (= herhaling).

Slide 3 - Diapositive

"Ik zag twee vliegen vliegen."

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Aanwijzende voornaamwoorden
Met een aanwijzend voornaamwoord kun je iets of iemand aanwijzen.

Deze kast, die leerling, dit gebakje, dat grapje.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Het aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw.)

Het woord zegt het al; het aanwijzend voornaamwoord wijst (bijna) letterlijk iets of iemand aan.

Geef mij die telefoon eens aan.
Dat wil ik ook! 
Dergelijke uitspraken vind ik ongepast.

die, dat, deze, dit, zo'n, zulk(e), dergelijk(e)

Slide 8 - Diapositive

Welke aanwijzende voornaamwoorden gebruik je bij -de woorden?
A
die
B
dit
C
deze
D
dat

Slide 9 - Quiz

Sander en Ivo staan voor het restaurant.
Ivo vraagt:
Zullen we in _____ restaurant gaan eten?
Welk aanwijzend voornaamwoord moet erin staan?
die, dit, dat of deze.

Slide 10 - Question ouverte

Marie heeft haar mooiste trui aan.
Ze zegt: ____ fijne trui heeft Lies ook.
Die, dit, dat of deze?
A
Die
B
Dit
C
Dat
D
Deze

Slide 11 - Quiz

Het vragend voornaamwoord (vr.vnw)
Het vragend voornaamwoord verwijst naar personen of dingen die ergens naar 'vragen'.

De vragende voornaamwoorden zijn: 
wie, wat, welke, wat voor (een).

Slide 12 - Diapositive

Vragend voornaamwoord 

Slide 13 - Diapositive

Let op!
Vragende voornaamwoorden verwijzen altijd naar iets of iemand. 

Andere woorden aan het begin van een vraagzin zijn dus geen vragende voornaamwoorden (zoals; hoe, waarom)

Slide 14 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
Geeft een bezit aan --> iets is van iemand.

Staat meestal voor een zelfstandig naamwoord.

Mijn boek, jouw tas, haar fiets, hun sporttassen.

Tip: vul je een naam in, dan hoor je naam+s-> Jans boek

Slide 15 - Diapositive

Wie, wat, welk(e), wat voor (een)
Dit zijn de  vier vragende voornaamwoorden. 
Ze vragen altijd naar een persoon of ding.

Slide 16 - Diapositive

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
De
rare
man
in
de
auto
lacht

Slide 17 - Question de remorquage

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw
voorzetsel
werkwoord
zelfstandig nw
Zij
willen
op
jouw
fiets

Slide 18 - Question de remorquage

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
jouw
gekke
tante
is
in
de
tuin

Slide 19 - Question de remorquage

Woordsoorten die je nu kunt kennen:
  • lidwoord
  • werkwoord
  • zelfstandig naamwoord
  • bijvoeglijk naamwoord
  • telwoord
  • persoonlijk voornaamwoord
  • bezittelijk voornaamwoord
  • aanwijzend voornaamwoord
  • vragend voornaamwoord 

Slide 20 - Diapositive

Vragen? Zo ja, waar wil je hulp bij?

Slide 21 - Carte mentale