wo 8/6 hv1q 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom terug hv1q!

Pak je spullen!

Wat heb je nodig?

• Je lesboek
• + schrift
• Pen of potlood

Wat gaan we deze les doen?

• Starten met het laatste onderdeel van dit jaar: lezen H5 en H6
• Beetje herhaling, wat hebben we al eerder behandeld over lezen? 
• Tekst lezen 
• En daarbij een opdracht maken

Doelen van deze les

We gaan leren over tekstdoelen.

Aan het einde van deze les, weet je:

• welke vier soorten tekstdoelen er zijn,
• kun je deze herkennen
• en weet je van elk tekstdoel een voorbeeld te noemen.

Wat weet je nog...

LEZEN

Woordweb - in het midden LEZEN

Hoe zat het ook alweer?

• Een tekst heeft een onderwerp, dat is waar de tekst over gaat.
  Het onderwerp vind je door de tekst oriënterend te lezen.
  Je zegt wat het onderwerp is met één of een paar woorden.
  
  
• Een tekst heeft ook een hoofdgedachte, één volledige zin die
  het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt. 

VOGELEITJES OP DE MIDDENSTIP

Een paartje scholeksters heeft in het Noord-Hollandse Hoogwoud een wel heel bijzondere plek uitgekozen om te broeden. Ze bouwden hun nestje precies op de middenstip van een voetbalveld.

De vogels bouwden hun nestje midden op het hoofdveld van voetbalvereniging Grasshoppers. In het nestje liggen inmiddels zelfs al vier eitjes.

Het ouderpaar trekt zich niets aan van rondvliegende ballen en rennende spelers. Om de eitjes te beschermen, staan er rond het nest pionnen en een hekje. Als het veld gesproeid moet worden, krijgt het nestje zelfs een parasol. En als er een belangrijke wedstrijd is, zet de terreinbeheerder het nestje even aan de zijlijn. Het ouderpaar vindt het allemaal prima.

En nu verder...

Een schrijver heeft altijd een doel met zijn tekst.
Er zijn vier tekstdoelen:

1. amuseren
2. informeren
3. overtuigen
4. activeren

De schrijver wil: 

Amuseren

Informeren

Overtuigen

Activeren

dat je je vermaakt

dat je iets te weten komt

dat je zijn mening overneemt

dat je iets wel of niet gaat doen

En deze teksten dan?

bijsluiter van medicijnen

concertagenda

filmbespreking

gedicht

handleiding

antwoordenvelop

recept

sinterklaasgedicht

supermarktfolder

nieuwsbrief

10 goede redenen om naar de sportschool te gaan

Aan de slag!

Wat? Je leest tekst 2 op p. 143 en maakt opdracht 3 op p. 142 in je schrift

Hoe? 5 minuten stil, daarna mag je overleggen met je buur.

Hulp? Lees je boek. Vragen? Overleg met je buur.
Niet gelukt? Steek je hand op. 

Tijd? 15 minuten.

Resultaat? We gaan de opdracht straks nakijken

Klaar? Lees tekst 3 op p. 145 en maak opdracht 5 op p. 144

                                                           

Aan de slag!

Wat? We kijken de gemaakte opdracht na.

Hoe? Je houdt je mond, tenzij ik je de beurt geef

Hulp? Heb je een inhoudelijke vraag?  Steek je  hand op. 

Tijd? 10 minuten.

Resultaat? Je ontdekt wat er goed ging bij deze opdracht, 

en wat er misschien wat minder goed ging.

Klaar? .....

                                                           

Doelen van deze les

We hebben geleerd over tekstdoelen.

Nu weet je:

• welke vier soorten tekstdoelen er zijn,
• kun je deze herkennen
• en weet je van elk tekstdoel een voorbeeld te noemen.

OK. Even checken...

Boek dicht! 

De vier tekstdoelen zijn: ........, ........, ........ en ........

Noem van elk tekstdoel een voorbeeld. 

• Denk aan een mop, folder, recensie, column, rap, gebruiksaanwijzing, instructie en betoog.