Time to practise on your own!
1. De leerlingen stonden tijdens de eerste les voor het lokaal.
2. Hij dronk gisteren een cola in het café.
3. Als je heel goed kijkt, kun je Tower Bridge zien.
4. Ik moet werken van negen to vijf.
5. Zij kijken vaak televisie thuis op vrijdagavond.
6. Ik was de muur aan het schilderen toen mijn ladder viel.
7. Ik woon nu al tien jaar in Londen.
8. Volgend jaar gaan we kamperen in Frankrijk
9. Hij brak zijn been bij het ongeluk.
10. Ik ben op dit moment aan het luisteren naar goede muziek.