Werkwoordspelling

• Ned
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo
• Leerjaar 2

Werkwoordspelling

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De vliegtuigen ....... op tijd.

1. land
2. lande
3. landen
4. landden

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(onthouden) ... je dat tot morgen?

1. onthoud
2. onthoudt
3. onthield
4. onthouden

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik (bereiden) het eten voor.

1. bereid
2. bereidt

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

Hij ...... (zwaaien) naar haar.

1. zwaai
2. zwaait
3. zwaaide
4. gezwaaid

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

De buurman (verbranden) ... zich

1. verbrandt
2. verbrand

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Ik ......(geven) het terug.

1. geef
2. geeft
3. gaf

Wat is de persoonsvormen (tegenwoordige tijd) van beleven ?

Ik . . .

1. beleefde
2. beleeft
3. beleef
4. beleefd

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

Dat (gebeuren)beslist niet!

1. gebeurt
2. gebeurd

Persoonsvorm verleden tijd

1. Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
2. Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis.

Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (barbecueën)

1. barbecude
2. barbecuede
3. barbecuedde
4. barbecudde

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?

Hij ______________ (luisteren)

1. luisterde
2. luisterdde

Persoonsvorm verleden tijd:
Hij ... (timen) zijn sprong precies goed.

1. timede
2. timde
3. timmde
4. timdde

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?

Zij ______________ (rusten)

1. ruste
2. rustte

Persoonsvorm verleden tijd

1. Vorig jaar verhuisden we naar de Reeshof.
2. Vorig jaar verhuisten we naar de Reeshof.

Persoonsvorm verleden tijd:
Ik ......(schrijven) de brief.

1. schreef
2. schreven
3. schrijf
4. schreeft

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd van het “onzinwerkwoord” smurven?

1. ik smurfde
2. ik smurfte

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd van het “onzinwerkwoord” fluberen?

1. ik kuidde
2. ik kuidte

Oefenen - Persoonsvorm verleden tijd

Ik ... gisteren voor deze opdracht. (kiezen)

1. kieste
2. kozen
3. koos
4. kiesde