WOORDEN plus OPDRACHTEN - bellen en mailen - rose - dag 1 NT2

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Thema 3 Bellen en mailen

aardig

• lief 
• vriendelijk
• zin: De leerling is heel aardig.
• zin: De aardige buurman verhuist morgen naar Amsterdam.

de afspraak

• dat wat je afspreekt
• waar - wanneer - waarom
• de afspraak - de afspraken
• zin: Ik heb een afspraak bij de dokter.
• zin: Morgen gaat de afspraak niet door. 

bellen

• contact hebben met iemand
• met een telefoon 
• ik bel - wij bellen
• zin: Ik bel met mijn broer.
• zin: Ik ga de dokter bellen.

de brief

• tekst op papier
• je stuurt het naar iemand
• envelop + postzegel
• de brief - de brieven
• zin: Ik schrijf een lange brief.
• zin: Hij krijgt een brief. 

al

• eerder dan je dacht 
• zin: Ik ben al klaar.
• zin: Ik ga al naar huis.
• zin: Het is al tijd.
• zin: Ik ga nu al naar bed.

's avonds

• tijd tussen middag en nacht 
• tijd tussen 18.00 en 00.00
• zin: 's Avonds werkt John in de supermarkt. 

Wie vind jij aardig?

Ik help jou.
Dat is ....................

1. nooit
2. beter
3. bellen
4. aardig

Ik beloof de docent dat ik op tijd kom.
Dat is een .......................

1. dag
2. datum
3. afspraak
4. beter

Zij hebben een .....................

Ik mag hier .......................

bellen

Ik schrijf een ............. aan mijn oma. Zij zal daar heel blij mee zijn.

1. dokter
2. brief
3. liniaal
4. kado

Welk woord zoek ik?
pen, envelop, postzegel, papier

1. het woord
2. het brief
3. de letter
4. de brief

Het is ..............tijd.

1. pas
2. morgen
3. al
4. vandaag

In de avond =

1. 's avonds
2. 's morgens
3. 's middags
4. 's nachts

Schrijf alle vervoegingen van het werkwoord 'bellen'.
ik ........ , jij .........., hij/zij .......... etc.

dan

• op die tijd
• in de toekomst 
• zin: Ik kom dan naar huis.
• zin: Ik heb dan geen tijd.
• zin: Ik ben dan op school.

de datum

•  dag
• maand
• jaar
• de datum - de datums
• zin Op die datum ben ik vrij.
• zin: Die datum is pas volgend jaar.

de dochter

• meisje
• kind van een vader
• kind van een moeder
• de dochter - de dochters
• zin: Ik heb drie dochters.
• zin : Zij is de dochter van die meneer.  

de dokter

• gestudeerd om zieke mensen beter te maken
• man of vrouw
• de dokter - de dokters
• zin: Mijn vader is een goede dokter. 

eerst

• vóór iemand anders
• vóór iets
• zin: Ik ben eerst aan de beurt.
• zin: Ik ga eerst naar school en dan eten koken. 

de gemeente

• stuk land + een stad en dorpen in de buurt
• de burgemeester is de baas
• de gemeente - de gemeenten 
• zin: Ik woon in de gemeente Den Helder.

Ik moet ............. nog naar sport en daarna ga ik slapen

1. achter
2. later
3. goed
4. eerst

In welke gemeente woon jij?

Ik kan niet komen want ik ben ......... op school.

1. zwart
2. dan
3. regen
4. bellen

Schrijf een korte brief aan een vriend.

Als je ziek bent ga je naar de .............

1. mevrouw Francien
2. bakker
3. apotheek
4. dokter

De .................. is 14 december 2021.

1. dan
2. hond
3. datum
4. brief

Schrijf een zin met dochter.