M2 H3 spelling vdw als bijv.nw

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Dinsdag 17 januari

Mobiele telefoons in telefoontas

Lesboek en huiswerk op tafel

Leesboek: 15 minuten stillezen

Nakijken huiswerk opdr. 3

1. dat
2. die
3. dat
4. deze
5. die

Nakijken huiswerk opdr. 4

1. die/ deze/ haar
2. die/ deze/ zij/ ze
3. dit/ dat/ het
4.  die/ deze/ hem
5. zij/ ze

Nakijken huiswerk opdr. 5

1. haar	6. die
2. zij/ ze	7. haar
3. dat/ dit/ het	8. dat/ dit
4. die/ deze/ zij	9. ze/ zij
5. die/ deze/ hij	10. dat/ het

Voltooid deelw. als bijvoeglijk naamw.

Lesdoel: Ik kan het voltooid deelwoord goed spellen.

opfrissen: Hoe schrijf je een vd?

• voltooid deelwoord (langer maken voor d of t check)
  

ik ben naar huis gefietst    of      hij is vorige week verhuisd

• eindigt een vdw op ~en? Dan schrijf je het zo kort mogelijk. 

gewonnen;  gebeten;  uitgezonden;

Zelf oefenen

Maak opdracht 1 en 2.

Let op bij opdracht 2: 

-> de laatste 2 zinnen zijn samengesteld, dus in elk deel een pv!

Nakijken opdracht 1

1 Na de hardlooptraining heb ik me meteen gedoucht.

2 Hylke heeft zijn teen onhandig tegen de tafelpoot gestoten.

3 Elze heeft de klemmende deur bijgeschaafd.

4 Naomi heeft lang getwijfeld over haar profielkeuze.

5 De bakkerij wordt uitgebreid met een gezellige koffiehoek.

6 Jonas heeft snel zijn sportkleren in zijn tas gepropt.

Nakijken opdracht 2

1	werd	veroorzaakt
2	hebben	geverfd
3	is	dichtgeslibd
4	wordt	afgestoft
5	begeleidt/ heeft	opgeleid
6	vind/ heeft	gerepareerd

vd als bijvoeglijk nw

• Soms alleen een -e achter het voltooid dw
  

verbranden - verbrand --> de verbrande hand

• Soms voor uitspraak -tt of -dd
  

bekladden - beklad --> het bekladde gebouw

• voltooid dw eindigend op -en, dan bn ook met -en

verliezen - verloren --> de verloren wedstrijd

Zelf verder werken

Maak opdracht 3 - 4 - 5

Noteer het zo:

opdracht 3: hele zin & lw - bn - zn

opdracht 4: alleen de 3 foute zinnen. Hele zin opschrijven.

opdracht 5: alleen de woorden

Nakijken huiswerk opdr. 2

1. het
2. het
3. zijn
4. hij
5. zij