Quiz

Quiz 
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
VerzorgingPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Quiz 

Slide 1 - Diapositive

Typ minimaal 3 niet aangeboren hersenletsels (NAH)

Slide 2 - Question ouverte

Een hersenbloeding wordt veroorzaakt door
A
een bloedvat dat is geknapt
B
een bloedpropje dat de doorgang van bloed verhinderd

Slide 3 - Quiz

Wat is het verschil tussen een TIA en een CVA?

Slide 4 - Question ouverte

Welk stofje wordt afgebroken bij de ziekte Multiple Sclerose?
A
Myaline
B
Myedine
C
Myeline
D
Myecine

Slide 5 - Quiz

ALS
Multiple Sclerose
Dwarslaesie
Spierziekte
Zenuwziekte
Beschadiging van het ruggenmerg

Slide 6 - Question de remorquage

'De prevalentie van Diabetes is erg hoog in Nederland '
Wat betekent het woord prevalentie?
A
Het aantal overledenen in Nederland door diabetes
B
Het aantal mensen die zijn hersteld van Diabetes
C
Het aantal mensen die lijden aan Diabetes
D
Het aantal mensen die willen herstellen aan Diabetes

Slide 7 - Quiz

Diabetes type 1 en 2 zijn niet erfelijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

De alvleesklier maakt geen insuline meer aan.
Bij welk type hoort dit?
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2

Slide 9 - Quiz

Insuline is een hormoon.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Welk type Diabetes wordt veroorzaakt met een ongezonde leefstijl?
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2

Slide 11 - Quiz

Wat kan de oorzaak zijn van het ontstaan van Epilepsie?

Slide 12 - Question ouverte

Er bestaan grote en kleine aanvallen van Epilepsie.
Hoe heet een grote aanval?
A
Tonisch-Absence
B
Tonisch-Clonisch
C
Absence
D
Clonische aanval

Slide 13 - Quiz

Welke van de onderstaande aanvallen zijn klein?
A
Atone aanval
B
Absence
C
Tonisch
D
Clonisch

Slide 14 - Quiz

Wat houdt hartfalen in?
A
Verstopping door een bloedpropje in de bloedvaten
B
Bloeding in de bloedvaten door een geknapte bloedvat
C
Onvoldoende pompwerking van het hart​

Slide 15 - Quiz

Heb je nog tips/tops voor de docent en/of voor het vak?

Slide 16 - Question ouverte