Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Hfd-4 Rusland
Oefentoets
Slide 1 - Diapositive
Welke discontinuïteit ontstond er in de situatie van de lijfeigenen na 1861?
Slide 2 - Question ouverte
Uit de bron kun je een verschil opmaken tussen de ideeën van Lenin en de ideeën van Marx.
Welk verschil is dat?
Slide 3 - Question ouverte
In welke van de volgende zinnen over de revolutie in 1905 staan juiste oorzaken en gevolgen weergegeven?
A
De expansiepolitiek van Rusland leidde tot een inval in China.
B
Het Russische leger en vloot werden door China en Japan verslagen.
C
Bij een vreedzame demonstratie in St. Petersburg vielen veel doden .
D
De bolsjewieken organiseerden sovjets om de bevolking op te leiden in het communisme.
Slide 4 - Quiz
Na de Oktoberrevolutie brak er een burgeroorlog uit in Rusland die tot 1922 zou duren. Welke twee groeperingen bestreden elkaar in deze burgeroorlog? Geef in je antwoord een karakterisering van beide groepen.
Slide 5 - Question ouverte
Bekijk de bron, een poster uit 1918 'Wat het bolsjewisme Rusland brengt.' De man op het paard is Lenin.
Wat betekende het bolsjewisme voor Rusland in de ogen van de tekenaar? Leg je antwoord uit aan de hand van drie beeldelementen.
Slide 6 - Question ouverte
Waarom was de NEP noodzakelijk geworden?
Slide 7 - Question ouverte
Een uitspraak: In een totalitaire staat is er maar één partij en één ideologie die het leven van de hele bevolking beheerst en waar geen plaats is voor democratie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Welke van de volgende gebeurtenissen rond de Februarirevolutie en de Oktoberrevolutie is niet juist?
A
Nicolaas II trad af ten gunste van zijn zoon Alexei, maar die werd door de bolsjewieken vermoord.
B
Na de Februarirevolutie werd Alexander Kerenski premier van de Voorlopige Regering.
C
Na de Oktoberrevolutie wonnen de socialisten-revolutionairen de verkiezingen.
D
De Voorlopige Regering werd in oktober door de bolsjewieken afgezet.
Slide 9 - Quiz
Na de dood van Lenin stelde Stalin een grootscheepse collectivisatie in. In welke van de zinnen worden oorzaken en gevolgen omtrent die collectivisatie goed weergegeven?
A
zin 1
B
zin 2
C
zin 3
D
zin 4
Slide 10 - Quiz
Wat is geen oorzaak van de Russische Revolutie?
A
Zeer grote groep rijke elite
B
Weinig wapens voor de soldaten
C
Hongersnood
D
Groot groep arme mensen
Slide 11 - Quiz
Wat was het doel van de Russische Revolutie?
A
Het vestigen van een democratische republiek in Rusland.
B
Het herstellen van de monarchie in Rusland.
C
Het versterken van de invloed van de kerk in Rusland.
D
Het omverwerpen van het tsaristische regime en de oprichting van een communistische staat.
Slide 12 - Quiz
In welk jaar waren er twee Russische revoluties?
A
1914
B
1916
C
1917
D
1919
Slide 13 - Quiz
Lenin en Trotski waren?
A
Anarchisten
B
Mensjewieken
C
Bolsjewieken
D
Volgelingen van de Tsaar
Slide 14 - Quiz
Wie is de opvolger van Lenin?
A
Hitler
B
Stalin
C
Trotsky
D
Nicolaas II
Slide 15 - Quiz
Lenin breekt met de ideeën van Karl Marx. Wat is er anders bij Lenin?
A
Revolutie door een elitegroep
B
Eigen bezit is niet toegestaan
C
De arbeiders starten de revolutie
D
Revolutie door de arbeidersklasse
Slide 16 - Quiz
De NEP was een reactie van Lenin op....
A
Protesten van het volk
B
Tekorten aan oogst
C
Druk van het buitenland
D
Onvrede binnen de partij
Slide 17 - Quiz
Wat belooft Lenin niet?
A
Vrede
B
Brood
C
Rijkdom voor iedereen
D
eerlijk alles verdelen
Slide 18 - Quiz
Wat gebeurde er met mensen die het niet eens waren met Stalin?
Slide 19 - Question ouverte
Hoe moderniseerde Stalin de Sovjetunie?
Slide 20 - Question ouverte
Wat kenmerkt het bestuur van de Stalin?
Slide 21 - Question ouverte
Wat was een 'koelak' volgens Stalin?
Slide 22 - Question ouverte
Stalin wordt gezien als een massamoordenaar. Waarom waren we eerst niet zo negatief over Stalin?
Slide 23 - Question ouverte
In welk deel van de Sovjet-Unie kreeg de bevolking te maken met de 'holodomor'?
A
Georgië
B
Moldavië
C
Oekraïne
D
Wit-Rusland
Slide 24 - Quiz
Noem een oorzaak voor- en een gevolg van de Holodomor (1932-33)?
Slide 25 - Question ouverte
Leg uit wat wordt verstaan onder het begrip totalitair systeem ten tijde van Stalin en gebruik daarbij de begrippen Goelagarchipel, collectivisatie en propaganda.
Slide 26 - Question ouverte
Een uitspraak: De Sovjet-Unie onder Stalin kende een totalitair systeem.
Welke van de volgende kenmerken horen bij een totalitair systeem?
A
In een totalitair systeem wordt het totale doen en laten van de mensen bepaald door de staat.
B
In een totalitaire staat zijn de mensen verplicht om maandelijks al hun eigen verbouwde voedsel in te leveren.
C
In de Sovjet-Unie werd door middel van propaganda in het onderwijs, op straat en in de krant geprobeerd de bevolking van het communisme te doordringen.
D
In een totalitair systeem wordt alles collectief geproduceerd en is er geen plaats meer voor eigen landbouwgrond.