7.11 pv vt sterke werkwoorden

Lezen
timer
5:00
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Lezen
timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

Cursus 7 Spelling
§11 Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden 

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je weet wat werkwoorden zijn. 
  • Je weet wat zwakke en sterke werkwoorden zijn. 
  • Je weet wat de persoonsvorm is. 
  • Je weet hoe je de persoonsvorm verleden tijd in sterke woorden spelt.

Slide 3 - Diapositive

Lesprogramma
  1. Herhaling lesstof
  2. Theorie bespreken
  3. Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
  4. Les gezamenlijk afsluiten

Slide 4 - Diapositive

1. Herhaling lesstof
  1.  Herhaling vorige les
  2. Uitleg nieuwe lesstof
  3. Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
  4. Nabespreken
  5. Les afsluiten

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn werkwoorden?

Slide 6 - Diapositive

Werkwoorden
Iets wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt.  
Voorbeeld: dromen, kijken, praten, luisteren.

Slide 7 - Diapositive

Wat zijn sterke werkwoorden?

Slide 8 - Diapositive

Wat zijn zwakke werkwoorden?

Slide 9 - Diapositive

Sterke werkwoorden
veranderen van klank in de verleden tijd.

ik zing - ik zong
ik schrijf - ik schreef
ik drink - ik dronk
Zwakke werkwoorden 
krijgen -de(n) of -te(n) op het einde in de verleden tijd.

ik maak - ik maakte
ik fiets - ik fietste
ik reis - ik reisde

Slide 10 - Diapositive

3. Theorie bespreken
  1.  Herhaling vorige les
  2. Uitleg nieuwe lesstof
  3. Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
  4. Nabespreken
  5. Les afsluiten

Slide 11 - Diapositive

4. Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
  1.  Herhaling vorige les
  2. Uitleg nieuwe lesstof
  3. Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
  4. Nabespreken
  5. Les afsluiten

Slide 12 - Diapositive

tegenwoordige tijd
Iets dat nu, op dit moment, gebeurt of wordt gedaan.
Voorbeeld: Ik ga naar huis. Ik maak mijn huiswerk.
Wat?
Wat gaan we doen?
We gaan oefenen met het schrijven van zwakke werkwoorden in de verleden tijd.
Hoe?
Hoe gaan we dit aanpakken?
Dat gaan we doen door zelfstandig in stilte aan 
cursus 7 Spelling §11 Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden werken. 
Dit doe je op jouw Chromebook.
Hulp?
Bij wie kun je hulp vragen?
Tijdens het zelfstandig werken kun je op fluistertoon hulp vragen aan je buurman/buurvrouw. 
Komen jullie er samen niet uit? Steek dan je hand op en mevrouw Martens komt helpen.
Tijd?
Hoelang hebben we daar de tijd voor?
Je gaat 10 minuten zelfstandig werken.
Uitkomst?
Wat doen we met de uitkomst?
Tijdens het nabespreken gaan we controleren hoe goed we sterke werkwoorden in de verleden tijd kunnen schrijven.
Klaar?
Wat mag je doen als je klaar bent?

1: Je gaat aan §8 t/m 10 van cursus 7 Spelling werken, als je die nog niet af had. 
2: Je gaat aan je spreekbeurt werken.

Slide 13 - Diapositive

5. Les gezamenlijk afsluiten
  1.  Herhaling vorige les
  2. Uitleg nieuwe lesstof
  3. Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
  4. Nabespreken
  5. Les afsluiten

Slide 14 - Diapositive

Hoe heb ik vandaag meegedaan?

Slide 15 - Diapositive

Hoe heeft mevrouw Martens het vandaag gedaan?

Slide 16 - Diapositive

Wat heb ik vandaag geleerd?

Slide 17 - Diapositive

Wat zijn sterke werkwoorden?

Slide 18 - Diapositive

Wat is de belangrijkste regel bij het schrijven van sterke werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 19 - Diapositive

Hoe schrijven we sterke werkwoorden in de hij/zij-vorm?

Slide 20 - Diapositive

Noem een voorbeeld van een  persoonsvorm in de verleden tijd dat een sterk werkwoord is.

Slide 21 - Diapositive

Huiswerk voor volgende week
Cursus 7 Spelling 
§11 Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden

Slide 22 - Diapositive