Klas 2, par 1.5: Hoog-Nederland

Paragraaf 1.5: Hoog-Nederland
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 1.5: Hoog-Nederland

Slide 1 - Diapositive

  1. Je weet hoe Nederland is gevormd door sedimentatie.
  2. Je begrijpt op welke manier de landschappen in Hoog-Nederland zijn ontstaan.
  3. Je kunt op een topografische kaart en op foto's landschapskenmerken van Hoog-Nederland herkennen.
Leerdoelen
Planning
  • Zelfstandig volgen van de uitleg
  • Opdrachten maken

  • Klaar: verder werken aan de topografie van de wereld

Slide 2 - Diapositive

Hoog-Nederland en 
Laag-Nederland
Nederland kunnen we in tweeën delen: 
het deel dat zonder dijken zou overstromen en het deel dat wel droog is.

Laag-Nederland = het deel dat onder de zeespiegel ligt (paars)
Hoog-Nederland = het deel dat boven de zeespiegel ligt (groen, geel en bruin)

*Zeeland en het noorden van Friesland en Groningen rekenen we ook bij Laag- Nederland

Slide 3 - Diapositive

Stroomgebied rivieren
Een rivier stroomt altijd door een gebied heen. Dit kan een provincie zijn, een heel land of zelfs door meerdere landen. Ook kunnen meerdere rivieren samenkomen in de grote rivier.

Al het water dat in dit gebied voorkomt zal onderdeel worden van de rivier. Dit is bijvoorbeeld smeltwater van een gletsjer of regen dat in het gebied valt.

Stroomgebied: het gebied dat afwatert op een rivier en haar zijrivieren

De Rijn
Stroomgebied van de Rijn: Zwisterland, Frankrijk, Duitsland en Nederland

De Rijn is de grootste rivier die door Nederland stroomt. Hij begint in de Zwitserse Alpen waar het smeltwater van de gletsjers samenkomt in wilde en hard stromende rivieren. bovenloop

Veel rivieren in Duitsland stromen richting de Rijn. Deze rivieren nemen allemaal regenwater mee dat in Duitsland valt. Maar ook regenwater dat in het noordoosten vanFrankrijk valt stroomt richting de Rijn. middenloop

In Nederland zijn alle rivieren uit heel Duitsland samengekomen in de Rijn. Dat betekent dat er op dit moment water van meerdere plekken in de rivier stroomt: smeltwater uit de Zwitserse Alpen, regenwater uit Duitsland en regenwater dat in Nederland valt. Dit is de reden dat de rivier in de benedenloop meer water vervoert dan in de bovenloop. benedenloop

De Maas
Stroomgebied van de Maas: Frankrijk, België en Nederland

De Maas is de een na grootste rivier die door Nederland stroomt. Regenwater dat in de Franse en Belgische Ardennen valt komt samen in de Maas.
Via Limburg en Noord-Brabant stroomt de rivier richting de Noordzee. Ook regenwater dat in deze twee provincies valt zal naar de Maas toe stromen.
De Schelde
Stroomgebied van de Schelde: Frankrijk, België en Nederland

De schelde is een rivier die ontstaat in het noorden van Frankrijk. Regenwater verzamelt zich in een rivier die door het westelijke deel van België richting Zeeland stroomt. Ook in dit deel van België zal het regenwater richting de Schelde stromen.
In Nederland mondt de Schelde uit in de Oosterschelde en de Westerschelde

Slide 4 - Diapositive

Nederland ligt in de benedenloop. Welk gesteente zal hier dus vooral sedimenteren?
A
klei
B
zand
C
klei en zand
D
klei, zand en grind

Slide 5 - Quiz

Sedimentatie rivieren prehistorie
De bodem van Nederland daalt... Gelukkig is er veel sedimentatie door de stroming van de grote rivieren. Als deze sedimentatie er niet was geweest, dan zou Nederland weg zakken in de zee!

De rivieren in Nederland zagen er in de prehistorie op twee manieren uit:
  • Tijdens de winter stroomden ze rustig. Ze zagen eruit als op het linker plaatje.
  • Tijdens de zomer stroomden ze hard. Veel gletsjers in de buurt smolten en al dit water stroomde door de rivieren. De rivieren waren dan te vergelijken met de middenloop.

Slide 6 - Diapositive

Als de Nederlandse rivieren tijdens zomers in de prehistorie op de middenloop leken, welk type gesteente zou er dan ook zijn gesedimenteerd?

Slide 7 - Question ouverte

IJstijd
Het landschap van Hoog-Nederland is gevormd tijdens de prehistorie. Vooral de invloed tijdens de laatste twee koude periodes zijn belangrijk

Tijdens de een na laatste koude periode was het zo koud, dat er gletsjers tot in Nederland konden komen. We spreken daarom ook wel van een ijstijd.
En die gletsjers, die hebben het Nederlandse landschap compleet veranderd...

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Stuwwallen
De gletsjers zijn als een bulldozer over Nederland heen geschoven en hebben al het sediment voor zich uit geduwd.

Er zijn 4 belangrijke overblijfselen van deze gletsjers:
  1. stuwwallen
  2. smeltwaterdalen
  3. Keileem
  4. zwerfstenen
stuwwallen
De gletsjers schoven met een enorm gewicht over Nederland heen. Dat is ook niet zo vreemd, want de gletjers konden wel meer dan 100 meter hoog zijn. 
Als plooiien werd de ondergrond omhoog geduwd. Een ondergrond die bestond uit grind, zand en klei. Voor de gletsjer ontstond dus een heuvel van opgestuwd sediment. 
Toen de temperatuur in Nederland steeg en de gletsjer smolt, zijn de opgestuwde heuvels in het landschap overgebleven. Tegenwoordig zie je ze nog goed in het landschap liggen. 
De Veluwe zijn voorbeelden van deze stuwwallen.
smeltwaterdal
Toen de temperatuur aan het einde van de ijstijd toenam begonnen de gletsjers te smelten. Een enorme hoeveelheid ijs smolt en veranderde in water. Water dat door de hoge stuwwallen nergens naartoe weg kon stromen. Als het ware ontstond er een enorm ijsmeer, waarbij de stuwwal als een dam het smeltwater tegen hield.
Maar na verloop van tijd was er zo veel van de gletsjer gesmolten, dat de "dam" niet meer sterk genoeg was. Het water brak door de stuwwallen heen en door de kracht van het water werden stukken stuwwal weg geslagen. Deze openingen in de stuwwallen tussen stuwwallen noemen we smeltwaterdalen.
zwerfstenen
De gletsjers namen grote stenen met zich mee vanuit de bergen van Scandinavië. Deze stenen konden meer dan een meter groot zijn en vele duizende kilo's wegen.
Toen de gletsjers smolten zijn deze stenen achtergebleven op de plek waar ze ooit in het ijs hebben gezeten. Omdat ze helemaal vanuit Scandinavië naar Nederland zijn gekomen noemen we deze stenen ook wel zwerfstenen. Deze zwerfstenen werden ook gebruikt om hunebedden mee te bouwen.
Deze stenen zijn ook bewijs van de gletsjers in Nederland. Want hoe kunnen deze zware stenen (die te zwaar zijn voor een rivier om mee te nemen) anders in Nederland zijn gekomen?

De grootste zwerfsteen van Nederland ligt in het Friesse plaatsje Rottum. Deze is 4 meter breed, 3 meter hoog en weegt meer dan 44.000 kilo.
Keileem
De gletsjer met onderin stenen schuurt met het enorme gewicht over de ondergrond van Nederland. Hierdoor is er enorm veel erosie aan de onderkant van de gletsjer.
De lagen sediment waaruit de ondergrond bestaat wordt samen met de stenen onder het landijs, door de enorme kracht kapot geschuurd. Het is alsof je het gesteente vermaald in een pepermolen.  Hierdoor ontstaan er een bodemsoort met allerlei kapotgeschuurd gesteente door elkaar gemixt: grind, zand en klei. 
Deze bodemsoort noemen we keileem. In de bodem zitten best grote stenen (vandaar het woord kei) en leem betekent een mix van zand en klei.

Slide 10 - Diapositive

HUN-lijn
De gletsjers kwamen tot halverwege Nederland. We kunnen een lijn trekken tussen de steden Haarlem, Utrecht en Nijmegen. Vandaar dat we ook wel over de HUN-lijn spreken.

Zoals te zien kwamen de gletsjers uit het noorden, dus de overblijfselen en gevolgen hiervan vinden we in het noorden van Nederland.
Haarlem
Utrecht
Nijmegen

Slide 11 - Diapositive

Hoog-Nederland eerste bewoners
De eerste bewoners van Nederland waren jagers-verzamelaars.
Deze mensen leefden als eerste in Hoog-Nederland. Dit is ook niet zo gek, want Hoog-Nederland bestond vooral uit bos waar veel wilde dieren leefden om op te jagen. 

Maar nog belangrijker: dit gebied overstroomt niet, want het ligt boven de zeespiegel.

Slide 12 - Diapositive

Boeren in Hoog-Nederland
Boeren in Hoog-Nederland hadden het niet gemakkelijk. Omdat de gebieden niet overstromen zijn de huizen misschien wel veilig, maar voor voor een boer is dit een ramp.

Als een rivier overstroomt, dan blijft er een klein beetje klei achter dat sedimenteert. En deze klei is vruchtbaar en heeft dus voedingsstoffen voor planten om te groeien.
Oftewel: weinig overstroming is weinig oogst.

Boeren in Hoog-Nederland moesten er dus voor zorgen dat ze zelf voedingsstoffen naar de akkers brachten. Hierdoor werd er gebruik gemaakt van schapen die op de heide graasden.


De heide
Op de heide lieten de boeren schapen rondlopen. Schapen zijn niet kieskeurig en eten alles op. Vooral hele jonge boompjes en struikjes die nog met net begonnen zijn met groeien worden opgegeten.
Na verloop van tijd werden door de schapen hele gebieden kaal gevreten en bleef er een open vlakte over zonder bomen. Alleen struiken en grassen die snel konden groeien waren er terug te vinden. Dit gebied is onze Nederlandse heide geworden. Geen natuurlijk landschap dus, maar onstaan door de mens (met een beetje hulp van de schaap)
De akkers
Zoals gezegd is de ondergrond in Hoog-Nederland niet geschikt voor landbouw. De grond is niet vruchtbaar en water stroomt heel gemakkelijk weg in de grond. En voedingstoffen en water zijn essentieel voor planten om te groeien.
Hoe zorgden ze toch voor de voedingstoffen? Schapenpoep! De schapen kwamen 's avonds weer terug van de heide en werden in het dorp verzameld. In de stallen deden de schapen hun behoeften op hooi en gras. Schapenmest is heel vruchtbaar, dus deze mening van hooi, gras en mest werd over de akkers verspreid. Hierdoor kregen de planten alsnog genoeg voedingsstoffen.
De weilanden
Rondom een riviertje of beek konden er weilanden zijn. Deze konden namelijk overstromen en een beetje klei met voedingsstoffen achterlaten. 
Omdat dit dichtbij het water van het riviertje is, zit er ook genoeg grondwater dicht bij het oppervlak. Samen met de voedingstoffen betekent dit dat hier gras kan groeien, waarop koeien kunnen grazen.

Verder weg van de rivier gaat het landschap omhoog (richting de stuwwallen). Hierdoor is er minder water in de ondergrond en kan gras niet meer groeien. Hier vind je de akkergronden. 
En nog verder van de rivier af en dichter bij de stuwwal zit er helemaal weinig water in de ondergrond. Hier is akkerbouw niet meer nodig en beginnen (noodgedwongen) de heidegronden.

Slide 13 - Diapositive

Nog steeds schapenmest?
Tegenwoordig wordt er nog maar weinig echte mest gebruikt op de akkers in Hoog-Nederland. Door de uitvinding van kunstmest is dit namelijk niet meer nodig.

Boeren bestellen het in zakken en openen deze wanneer ze het nodig hebben. Heel wat makkelijker dan de schapen van de heide moeten halen, wachten tot ze zijn uitgepoept en dan de stinkende poepstro over de akkers heen verspreiden.


Slide 14 - Diapositive

Boeren in Zuid-Limburg
In Zuid-Limburg was het voor boeren juist wel gemakkelijk om aan landbouw te doen. Ook hier heb je zand in de bodem zitten, maar dit type zand is anders. Dit zand in Zuid-Limburg dat op de heuvels ligt noemen we löss.

Löss is super fijn zand dat door wind vanaf de Noordzee in Limburg is gesedimenteerd. De korrels zijn iets groter dan klei en nog net met het blote oog te zien. Vandaar dat het dus nog net zand is. Maar omdat het zo fijn is kunnen voedingsstoffen zich er gemakkelijk aan hechten en is löss (in tegenstelling tot 'gewoon' zand) wél vruchtbaar.
Hierdoor hebben boeren in Zuid-Limburg altijd gemakkelijk aan landbouw kunnen doen en is bemesting door schapen niet nodig geweest.


Löss
Löss is een heel erg fijne type zand. De korrels zijn net iets groter dan klei. Omdat de korrels zo klein zijn kan het heel erg gemakkelijk door wind worden weggeblazen en kan het over een grote afstand worden getransporteerd. Dit is de reden dat het löss (dat afkomstig is van de Noordzee) helemaal naar Zuid-Limburg is geblazen
Zand vanaf de Noordzee
Tijdens de laatste IJstijd lag veel water opgesloten in de ijskappen vanaf Scandinavië. Hierdoor was er geen water in de Noordzee en lag de bodem van de Noordzee dus droog. Omdat het zo koud was konden er op deze droge bodem ook geen planten groeien. De Noordzee was toen dus een poolwoestijn (een vlakte van zand en ijs).
Omdat het zand los lag kon de wind het gemakkelijk wegblazen. Grote hoeveelheden zand van de Noordzee werd daarom richting Nederland geblazen. Het grofste zand (met de grootste korrels) kwamen tot aan Utrecht terecht. Het fijnste zand kon nog veel verder worden weggeblazen. Dit zand is neergekomen op de heuvels van Zuid-Limburg. De heuvels hielden de wind hier tegen, waardoor de kracht afnamen en het zand dus is gesedimenteerd.

Slide 15 - Diapositive