2020 2021 G1 1. Ne-g herhaling ow, pv, wg, wg-uitdr en lv

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Elke middag / om twaalf uur / krijg /ik /trek in een boterham/
A
streepje staan allemaal goed
B
niet alle streepjes staan goed

Slide 2 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? 'Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.'
A
3
B
5
C
4
D
6

Slide 3 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
' De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.'
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 4 - Quiz

Neem de zin over. Zet zinsdeelstrepen.

In deze gemengde wijk leeft de helft van de bewoners van een uitkering.

Slide 5 - Question ouverte

Neem de zin over. Zet zinsdeelstrepen.
Alle tot nu toe geïnspecteerde panden in het Groningse gasbevingsgebied moeten worden versterkt.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in de zin:
De aarde warmt op als gevolg van menselijk handelen.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het wg in de zin:
De aarde warmt op als gevolg van menselijk handelen.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in de zin:
In Afrika is het gemiddeld aantal kinderen per vrouw enorm gedaald.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het wg in de zin:
In Afrika is het gemiddeld aantal kinderen per vrouw enorm gedaald.

Slide 10 - Question ouverte

Staat in deze zin een lijdend voorwerp?
Eindhoven heeft de carnavalsoptocht afgezegd wegens heel harde windstoten.
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Wat is het lv in deze zin?
Eindhoven heeft de carnavalsoptocht afgezegd wegens heel harde windstoten.

Slide 12 - Question ouverte

Staat in deze zin een lijdend voorwerp?
Wie van jullie mag ik noteren als teamleider?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Wat is het lv in deze zin?
Wie van jullie mag ik noteren als teamleider?

Slide 14 - Question ouverte

Elke winter/ kookt /mijn moeder /erwtensoep met rookworst.
Mijn moeder /kookt /elke winter /erwtensoep met rookworst.
Erwtensoep met rookworst /kookt /mijn moeder /elke winter
Je kunt bijvoorbeeld niet zeggen:
Met rookworst kookt mijn moeder elke winter erwtensoep
Heb je fouten in zinsdeelstrepen?
Doe de zinsdeelsproef.
Het deel van de zin dat bij elkaar hoort (woordgroep) kun je voor de persoonsvorm zetten.

Slide 15 - Diapositive

Om te onthouden:
In een zin met een wg kan een lv voorkomen.
In een zin met een ng kan geen lv voorkomen.

Slide 16 - Diapositive

Zo vind je het werkwoordelijk gezegde:
- Zoek de pv en alle andere werkwoorden in de zin. (Als pv enige ww in de zin is, dan is pv ook wg).
- Het belangrijkste werkwoord in de zin geeft aan wat het onderwerp doet of ondergaat:
Johan eet een boterham  (wat doet / ondergaat Johan?)  hij eet = wg
De boterham wordt door Johan gegeten  (wat doet / ondergaat de boterham?) wordt gegeten = wg

Slide 17 - Diapositive


Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?
- Kijk of er een vorm van "zijn", "worden" of "blijven" in de zin staat
- (lijken, blijken schijnen, heten, dunken en voorkomen zijn ook vormen van "zijn")
-  Jouw vader is tandarts geworden; hij is tandarts gebleven etc.
    (Hij wordt tandarts; hij blijft tandarts etc.)
-  Als je bij lijken, blijken, heten, dunken en voorkomen  "te zijn", achter de zijn achter de zin kunt zetten, heb je ook te maken met een naamwoordelijk gezegde.




Slide 18 - Diapositive

- Let op: "zijn", "worden", "blijven" kunnen ook hww of zww zijn. Dan dus geen ng.
- Let op: "zijn" of "blijven" kunnen ook "zich ergens bevinden" betekenen. Dan zijn het zelfstandige werkwoorden en vormen dus geen naamwoordelijk gezegde.

Voorbeeld:
Je bent gisteren laat thuisgekomen. (hww)
Je was nog laat in de stad. (zww) 
Die hond blijft maar blaffen (hww)
Ik blijf nog wat langer bij je.

Slide 19 - Diapositive

zww

Slide 20 - Diapositive

Wij zijn
kww

Slide 21 - Diapositive


Zo vind je het lijdend voorwerp:
Stel de vraag: Wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp.
Ik eet elke middag een boterham met kaas.
Wat eet ik? Een boterham met kaas = lijdend voorwerp.

Elke week heb ik een proefwerk
Wat heb ik ? een proefwerk = lv

Slide 22 - Diapositive

Koppelwerkwoorden

Slide 23 - Carte mentale

Ng of wg?
Voor het eerst is een Nederlands huisdier gekloond.
A
ng
B
wg

Slide 24 - Quiz

Ng of wg?
Schaken is een denksport
A
ng
B
wg

Slide 25 - Quiz

Ng of wg?
De hond wordt geslagen door zijn baasje
A
ng
B
wg

Slide 26 - Quiz

Ng of wg?
Geschrokken blijft hij staan

A
ng
B
wg

Slide 27 - Quiz

Ng of wg?
Janet lijkt altijd zo behulpzaam en aardig.
A
ng
B
wg

Slide 28 - Quiz

Ng of wg?
In het proces blijken veel getuigenissen vals.

A
ng
B
wg

Slide 29 - Quiz

Ng of wg?
Jelle was ruim een jaar lang op wereldreis.

A
ng
B
wg

Slide 30 - Quiz

Ng of wg?
Door ontbossing zijn overstromingen een groot risico geworden.

A
ng
B
wg

Slide 31 - Quiz

Ng of wg?
Steff gooide het bijltje erbij neer.

A
ng
B
wg

Slide 32 - Quiz

Ng of wg?
Als waakhond is de Rottweiler de afgelopen jaren de minst gekozen hond geweest.

A
ng
B
wg

Slide 33 - Quiz

evaluatie
Beantwoord de volgende vragen over deze les. Wees eerlijk; het zijn geen toetsvragen.

Slide 34 - Diapositive

Ik kan een werkwoordelijk gezegde herkennen
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quiz

Ik kan een naamwoordelijk gezegde herkennen
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quiz

Ik ken de koppelwerkwoorden
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quiz

Ik weet het verschil tussen hww, kww en zww
A
ja
B
nee

Slide 38 - Quiz

Ik kan een lijdend voorwerp in de zin herkennen
A
ja
B
nee

Slide 39 - Quiz

Ik weet wat werkwoordelijke uitdrukkingen zijn
A
ja
B
nee

Slide 40 - Quiz

Ik weet wat naamwoordelijke uitdrukkingen zijn.
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quiz

Ik kan een zin ontleden (pv, ow, wg/ng en lv)
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quiz

Dit moet ik nog doen om de grammatica goed te begrijpen en toe te passen:

Slide 43 - Question ouverte