Les 5 - V4 - afmaken alinea 2 en start met alinea 3

La clase de español - V4
miércoles, 10 de abril de 2024
Terminar párrafo sobre el viaje de ida
con el indefinido y el imperfecto
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

La clase de español - V4
miércoles, 10 de abril de 2024
Terminar párrafo sobre el viaje de ida
con el indefinido y el imperfecto

Slide 1 - Diapositive

La clase anterior

Slide 2 - Diapositive

Los deberes para hoy
Leren lessonup 4 (feedback op de fouten die jullie hebben gemaakt).

Slide 3 - Diapositive

Vertaal 1 t/m 10 in de juiste tijd.
Bedenk: wat is een handeling op een bepaald moment of onderdeel van een opsomming.
En wat is extra (beschrijvende) informatie?
timer
5:00

Slide 4 - Question ouverte

Corrige los errores en tu cuaderno
  1. Cuba está una isla en el Mar Caríbe.
  2. Fuimos con avión a Lima.
  3. En la bandera están dos estrellas.
  4. El verano es calor.
  5. En Bolivia es un subtropical clima. 
  6. El país es muy largo.
  7. El verano pasado hacíamos un viaje inolvidable.
La solución
Cuba es una isla en el Mar Caríbe.
Fuimos en avión a Lima.
En la bandera hay dos estrella.
En el verano hace calor
En Bolivia hay un clima subtropical 
El país es muy grande.
El verano pasado hicimos un viaje inolvidable.
Información sobre el país

Slide 5 - Diapositive

Los errores en párrafo 2
Hacer apuntes en tu cuaderno

Slide 6 - Diapositive

Vocabulario
om 8 uur 's ochtends = a las ocho de la mañana
el aeropuerto de Ámsterdam, Schiphol
hebben, krijgen = tener
ontvangen (gasten, brief etc) = recibir
als ontbijt / bij het ontbijt = para desayunar ....
de vlucht was rustig -> tranquilo (calma, voor personen)
agradable = aangenaam
símpatico / amable = aardig

Slide 7 - Diapositive

SER of ESTAR
ser
estar
vertellen over de kenmerken van iets of de eigenschappen van iemand

vertellen hoe iets of iemand is / eruit ziet
vertellen waar iets zich bevindt (liggen, staan, zitten, zijn)
veranderlijke situaties, dus bijvoorbeeld hoe iemand zich voelt (moe, ziek, misselijk)
bij eten (hoe iets smaakt)
Schrijf 1 zin met ser en 1 zin met estar die past in je brief

Slide 8 - Diapositive

HAY of ESTAR
HAY - HABÍA
ESTAR - ESTABA
er is / er zijn
onderwerp is onbepaald:
un, una, unos, unas
muchos / pocos
telwoorden
en als er niets voor het onderwerp staat.
vertellen waar iets zich bevindt 
het onderwerp is bepaald
el, la, los, las
namen
aanwijzende voornaamw.
bezittelijk voornaams.
Schrijf 1 zin met hay en 1 zin met estar die past in je brief

Slide 9 - Diapositive

Voorzetsels
als ontbijt / voor het ontbijt  = para desayunar ...
naar = a
in, op, bij = en
vanaf (plaats) = desde             vanaf (tijd) = de
Gebruik geen POR als je vertelt over de duur van je verblijf.

Slide 10 - Diapositive

woordvolgorde
  • tijdsbepalingen óf helemaal aan het begin van de zin óf helemaal aan het einde
  • tussen een hulp werkwoord en een infinitief mag niets ander staan
  • bijvoeglijke naamwoorden bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord
  • De taxi bracht ons naar het hotel = el taxi nos llevó al hotel

Slide 11 - Diapositive

werkwoorden en tijden
vertaal je zinnen terug naar het NL en kijk of de gebruikte tijd logisch is.
Als er een tijdstip of datum in de zin staat waarin iets gebeurde of iemand iets deed .... indef of imperf?

activiteiten tijdens de vlucht, zonder specifieke tijdsaanduiding ... indef of imperf? Ik sliep veel, ik keek Netflix, ik at, ik speelde videogames etc.
De vlucht duurde 8 uur + indefinido  
De vlucht duurde lang + imperfecto   WAAROM?

Slide 12 - Diapositive

Portátiles cerrados

Slide 13 - Diapositive

Terminar y mejorar párrafo 2
timer
15:00
Vertel over de heenreis in 100 woorden. Verwerk daarin het volgende (indefinido/imperfecto):
Wanneer vertrokken jullie en waarvandaan.
Beschrijf hoe de reis verliep (bezigheden, tegenslag, vertraging, turbulentie, stewardessen, eten etc.)
Hoe lang duurde de reis?
Wanneer/hoe laat kwamen jullie aan en waar?
Gebruik vocabulaire eerst uit de reader, ook bijvoeglijke nw-en

Slide 14 - Diapositive

Ik heb het huiswerk voor vandaag serieus gedaan en daardoor kon ik goed mee doen met de les.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Sondage

Nu ken ik de onregelmatige indefinidos wel
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Sondage

Ik weet nu beter hoe ik de indefinido en de imperfecto in mijn brief moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage

Mijn alinea over de heenreis is klaar
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Tu carta
  1. 1a parte: introducción y información del país
  2. 2a parte: el viaje de ida
  3. 3a parte: excursión a un monumento o un fenómeno natural
  4. 4a parte: visitar una ciudad

Slide 19 - Diapositive

Un monumento / fenómeno de la naturaleza
Zoek op internet informatie over een monument of een natuurverschijnsle in het land dat je hebt bezocht. Schrijf deze info in het NL in je schrift
- hoe heet het en wat is het?
- waar bevindt het zich
- geef een beschrijving van het monument (groot, klein, veel versieringen, modern, oud, veel beelden, veel schilderingen etc.)


timer
5:00
Aan welke monumenten kan je denken?
kerken en kathedralen
ruïnes
beroemde gebouwen
begraafplaatsen
etc.

Slide 20 - Diapositive

Escribir 3a parte en holandés
moet af deze les
Schrijf het 3e deel van je brief over een excursie die je hebt gedaan naar een monument of natuurverschijnsel. Verwerk hierin het volgende.
  • Welk monument / natuurverschijnsel heb je bezocht?
  • Wanneer heb je het bezocht?
  • Hoe ging je ernaar toe en met wie?
  • Leg uit wat het monument inhoudt (wat is het, wat was het vroeger, hoe ziet het eruit).
  • Of leg uit wat het natuurverschijnsel is en waarom het bijzonder is en hoe ziet het eruit.
  • Waar ligt deze bezienswaardigheid? Vertel ook ten opzichte waarvan
  • Leg uit wat je van de excursie of van het monument vond.
  • Korte zinnen


timer
10:00

Slide 21 - Diapositive

Escribir 3a parte en español
Welk monument / natuurverschijnsel heb je bezocht?
Wanneer heb je het bezocht?
Hoe ging je ernaar toe en met wie?
Leg uit wat het monument inhoudt (wat is het, wat was het vroeger, hoe ziet het eruit).
Of leg uit wat het natuurverschijnsel is en waarom het bijzonder is en hoe ziet het eruit.
Waar ligt deze bezienswaardigheid? Vertel ook ten opzichte waarvan
Leg uit wat je van de excursie of van het monument vond.
Korte zinnen.
Gebruik de woorden uit de reader.
GEbruik bijvoeglijke naamwoorden uit de reader.
Gebruik voegwoorden: primero, segundo, luego, después, por último
timer
10:00

Slide 22 - Diapositive

Los deberes para la próxima semana
Leren
De vormen van de indefinido en de imperfecto
Het verschil in gebruik tussen indefinido en imperfecto
vocabulaire  el tiempo libre
Grammatica leren
ser, estar en hay; je hebt aantekeningen gemaakt van de video
https://www.youtube.com/watch?v=Amk-i1juBkE&t=15s

Slide 23 - Diapositive