Thema 6 B6 B7 Sociaal gedrag- gedrag bij de mens

Thema 2
Bs 6: Sociaal gedrag
Bs 7: Gedrag bij mensen
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 33 diapositives, avec diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 2
Bs 6: Sociaal gedrag
Bs 7: Gedrag bij mensen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Leerdoelen BS6 & 7
  1. Je kunt de functie van verschillende vormen van sociaal gedrag uitleggen en het verband aangeven met overlevingskansen
  2. Je kunt overeenkomsten en verschillen in het gedrag van dieren en mensen beschrijven

Slide 3 - Diapositive

Sociaal gedrag
Sociaal gedrag is gedrag van soortgenoten naar elkaar
Mensen en dieren hebben sociaal gedrag.
Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag heet een signaal.

Slide 4 - Diapositive

Communiceren
Communiceren is het gebruik maken van signalen of informatie over te brengen.
Dit kan door:
  • Kleuren
  • Geuren
  • Gebaren
  • (Lichaams-)Houdingen
  • Taal

Slide 5 - Diapositive

  • Zelfde soort
  • Juiste geslacht
  • Brengt geslachten bij elkaar in vruchtbare periode
  • Verlaagt agressie
  • Maakt keuze mogelijk

Balts

Slide 6 - Diapositive

Geritualiseerd gedrag
De handelingen bij de balts worden vaak overdreven, omgevormd en/of versneld uitgevoerd, zodat ze een signaalfunctie krijgen

Bronst = de bereidheid tot paren bij zoogdieren

Slide 7 - Diapositive

Territoriumgedrag
  • Door een territorium te vormen wordt een zekere hoeveelheid voedsel of ruimte veiliggesteld
  • Territorium vermindert conflicten tussen soortgenoten
  • Mannetje verdedigt het gebied tegen binnendringende soortgenoten
  • Dreiggedrag op de grens

Slide 8 - Diapositive

Dreiggedrag
Dreiggedrag is gedrag bedoeld om indringers te verjagen

Slide 9 - Diapositive

Imponeergedrag
Imponeergedrag is gedrag waarbij een dier zich indrukwekkend voordoet.

Belangrijk om vechten (en schade) te voorkomen.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Overspronggedrag
Niet logisch gedrag, dat een dier laat zien als hij twee soorten gedrag tegelijk wil laten zien.

Voorbeeld: een hond weet niet of hij moet vechten of vluchten. 
Daarom gaat hij gapen. 
Gapen is in dit geval overspronggedrag

Slide 12 - Diapositive

0

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Diapositive

Sociaal overleven
Sociaal gedrag kan de overlevingskans van een individu (en de groep) vergroten, bijv. door:
  • Bescherming predatoren
  • Makkelijker voedsel vinden

Slide 15 - Diapositive

Rangorde en pikorde
In sociale groepen bestaan rangorden (zoogdieren) en pikorden  (vogels). Het hebben van rangorde zorgt ervoor dat een groep kan overleven. 
De rangorde kan door dominatie of leeftijd bepaalde worden. 

Slide 16 - Diapositive

0

Slide 17 - Vidéo

Rangorde
  • Imponeergedrag: zich zo groot en indrukwekkend mogelijk maken. Vaak door dominant mannetje
  • Verzoeningsgedrag staat vaak tegenover het dreiggedrag van dominante mannetje: een signaal dat de agressie van dominante mannetje doet afnemen

Slide 18 - Diapositive

Statenvormende insecten

  • sterke taakverdeling binnen grote populaties van insecten

Slide 19 - Diapositive

0

Slide 20 - Vidéo

Gedrag bij de mens

Het vergrote hersenvolume is voordelig voor het leren, maar is nadelig voor de ontwikkeling van het kind, volwassen worden duurt langer.

Leervermogen is ook toegenomen, dus het vermogen om gedrag effectief te veranderen. Dit is aangeboren, maar is ook gedeeltelijk aan te leren. Ook normen en waarden worden aangeleerd door omgeving.

Slide 21 - Diapositive

Mens en chimpansee

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Hoe wordt gedrag bepaald.
Gedrag wordt bepaald door:
  • Erfelijke factoren (genen). Gedrag dat al bij pasgeboren jongen waarneembaar is, wordt grotendeels bepaald door erfelijke factoren.
bijv.: de zuigreflex van baby's. 
  • Leerprocessen.


Slide 24 - Diapositive

Erfelijke eigenschappen
bij mensen
Eigenschappen zoals zuiggedrag bij baby's en de emoties in onze gelaatsuitdrukkingen.
Blinde kinderen vertonen bijvoorbeeld dezelfde uitdrukkingen bij boosheid, blijdschap, etc.

Slide 25 - Diapositive

Erfelijke eigenschappen
Gedrag dat voor iedereen hetzelfde is.
Tonen van en herkennen van emoties is bij alle mensen over de hele wereld hetzelfde.

Slide 26 - Diapositive

Communicatie bij mensen
Mensen zijn in staat tot spreken, iets wat andere mensapen niet kunnen.

Een belangrijke factor in kennisoverdracht is taal

De symbooltaal heeft vele voordelen ten opzichte van de signaaltaal

Slide 27 - Diapositive

Empathie
Inlevingsvermogen in de gedachten en emoties van een ander. --> Je realiseert je dat de beleefwereld van een ander anders is en kan daar ook een voorstelling van maken.
Empathie is niet altijd positief je kan het ook gebruiken om anderen te manipuleren.

Slide 28 - Diapositive

Moreel bewustzijn
Mensen kunnen nadenken over hun gedrag en hun gedrag beoordelen.

Hieruit bestaan normen en waarden en een basis voor maatschappelijke organisaties en cultuur.

Frans de Waal: Ook chimpanzees en Kapucijnapen kunnen inzien als iets niet eerlijk is.


Slide 29 - Diapositive

Omgeving en cultuur
  • Je leert van je directe omgeving: familie of school. 

  • Maar je leert ook alle regels en gebruiken van maatschappij waartoe je hoort

  • Je gaat je gedragen naar deze cultuur
empathie: begrijpen en delen van gevoelens van andere

Slide 30 - Diapositive

Culturen
Gedragsregels kunnen in een groep door individuen worden overgedragen naar nieuwe individuen.

Bij mensen is dit een belangrijk aspect van cultuur.

Slide 31 - Diapositive

Leerdoelen BS6 & 7
  1. Je kunt de functie van verschillende vormen van sociaal gedrag uitleggen en het verband aangeven met overlevingskansen
  2. Je kunt overeenkomsten en verschillen in het gedrag van dieren en mensen beschrijven

Slide 32 - Diapositive

Maken
B6 begrippenlijst
Opdr 68 t/m 77
B7 begrippenlijst
Opdr 78 t/m 82


Slide 33 - Diapositive