DV2GH

Voorbereiding toets
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Voorbereiding toets

Slide 1 - Diapositive


Habt Ihr ein gutes Gefühl für den Test?
Nieuws van de week video quiz
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Wat is "ontbijt" in het Duits
A
Frühstück
B
Abendbrot
C
Baum
D
Mittag essen

Slide 3 - Quiz

Wat zijn "schoenen" in het Duits?
A
Socken
B
Schuhe
C
schön
D
Schiene

Slide 4 - Quiz

Mag ik aub de plattegrond zien?
A
Darf ich bitte den Stadtplan sehen?
B
Darf ich bitte das Buch haben?
C
Gib mir den Stadtplan!
D
Gib mir den Stift.

Slide 5 - Quiz

Essen Sie gerne Fleisch?
A
Eet u graag vis?
B
Eet u graag varkensvlees?
C
Eet u graag fruit?
D
Eet u graag vlees?

Slide 6 - Quiz

Haben Sie das Obst gefunden?
A
Heeft u de groente gevonden?
B
Heeft u de oliven gevonden?
C
Heeft u het fruit gevonden?
D
Heeft u de andijvie gevonden?

Slide 7 - Quiz

Kann ich hier ein Buch kaufen?
A
Kan ik hier een bier kopen?
B
Kan ik hier een auto kopen?
C
Kan ik hier fruit kopen?
D
Kan ik hier een boek kopen?

Slide 8 - Quiz

Wat is het Duitse jeugdwoord van het jaar 2021?
A
Bro
B
Sus
C
Cringe
D
lost

Slide 9 - Quiz

Was ist Ihr Lieblingsessen?
A
Wat is uw favoriete boek?
B
Wat is uw favoriete kleur?
C
Wat is uw favoriete eten?
D
Wat is uw favoriete seizoen?

Slide 10 - Quiz

Sind die Geschäfte am Sonntag offen?
A
Zijn de winkels op zaterdag open?
B
Zijn de winkels op zondag open?
C
Waar zijn de winkels?
D
Wanneer zijn de winkels open?

Slide 11 - Quiz

Welche Zeitungen haben Sie?
A
Welke krant leest u?
B
Welke krant heeft u?
C
Welke krant koop jij?
D
Heeft u krentenbollen?

Slide 12 - Quiz

Wat is het Duitse jeugdwoord van het jaar 2022?
A
Crunch
B
slay
C
Digga
D
Smash

Slide 13 - Quiz

Darf ich hier rauchen?
A
Mag ik hier roken?
B
Mag ik roken?
C
Ik kan hier roken.
D
Ik mag niet roken

Slide 14 - Quiz

Hoeveel stoelen staan daar?
A
Wieviele Tische stehen dort?
B
Wieviele Stühle benutzen Sie?
C
Wieviele Stühlen haben Sie?
D
Wieviele Stühle stehen dort?

Slide 15 - Quiz

Hat er die Tasche gefunden?
A
Waar is de tas?
B
Heeft hij de tas gevonden?
C
Wie heeft de tas?
D
Wanneer is de tas voor het laatst gezien?

Slide 16 - Quiz

Hat sie das Besteck gesucht?
A
Heeft zij het bestek gevonden?
B
Heeft zij het bestek gezocht?
C
Heeft hij het bestek gezocht?
D
Wie heeft het bestek gezien?

Slide 17 - Quiz

Hat er den Stift mitgenommen?
A
Wie heeft de pen?
B
Waar is de pen?
C
Heeft zij de pen meegenomen?
D
Heeft hij de pen meegenomen?

Slide 18 - Quiz

Haben Sie die Bücher gelesen?
A
Zijn die boeken nodig?
B
Heeft zij die boeken nodig om te studeren?
C
Heeft u die boeken gelezen?
D
Heeft hij die boeken gelezen?

Slide 19 - Quiz

Was ist mit dem Apfel passiert?
A
Wat is er met de auto gebeurd?
B
Wat is er met de appel gebeurd?
C
Waar is de appel?
D
Wie heeft de appel?

Slide 20 - Quiz

Möchten Sie ein Glas?
A
Wie heeft een glas?
B
Wilt u een gans?
C
Mag ik een glas?
D
Wilt u een glas?

Slide 21 - Quiz

Moet jij een horloge hebben?
A
Muss er eine Uhr haben?
B
Musst du eine Zeitung haben?
C
Musst du eine Uhr haben?
D
Muss sie ein Buch haben?

Slide 22 - Quiz

Heeft u een kurkentrekker?
A
Haben Sie einen Korkenzieher?
B
Hast Du eine Flasche?
C
Haben Sie eine Flasche?
D
Hast Du einen Korkenzieher?

Slide 23 - Quiz

Wie heisst der deutsche Bundeskanzler?
A
Gerhard Schröder
B
Angela Merkel
C
Mark Rutte
D
Olaf Scholz

Slide 24 - Quiz

Hoe vinden jullie Lesson up?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

einde


Einde

Slide 26 - Diapositive