P4 Het zintuigstelsel: Het oog

DE ZINTUIGEN
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
VerzorgendeMBOBeroepsopleidingStudiejaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

DE ZINTUIGEN

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een zintuig?

Slide 2 - Carte mentale

Zintuig = Orgaan dat reageert op prikkels vanuit de omgeving
Zintuigenstelsel= Alle zintuigen samen
Zintuigen vangen prikkels op met zintuigcellen

Informatie-verwerking
De informatie uit de omgeving (prikkels) neem je waar met je ZINTUIGEN.
Je zintuigen geven elektrische signalen (impulsen) door aan je HERSENEN.
Cellen van de grote hersenen verwerken de binnengekomen informatie, 
hierdoor ontstaat bewustwording van je omgeving .

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Koppel de juiste prikkel aan het juiste zintuig
Lichtzintuig
Reukzintuig
Smaakzintuig
Gehoorzintuig
Licht
Geur
Geluid
Stoffen in voedsel

Slide 4 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

ZINTUIG
WAAR?
PRIKKEL
Drukzintuig
Huid
Druk
Tastzintuig
Huid
Aanraking
warmte/koude
zintuig
Huid
Warmte en kou
Evenwichtszin-tuig
Oor
Zwaartekracht
Gehoorzintuig
Oor
Geluid
Gezichtszintuig
oog
Licht
Reukzintuig
Neus
Geur/gassen
Smaakzintuig
Tong 
smaak

Slide 5 - Diapositive

Drempelwaarde= de zwakste prikkel die een impuls veroorzaakt
Adequate prikkel= De prikkel waarvoor de zintuigcel gevoelig is

Wat is het nut van waarnemen en het waarnemen van pijn?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

reageren of niet?

  • Je reageert niet op:
  • -te zwakke prikkels
  • -prikkels die er de hele tijd zijn (gewenning)
  • -onbelangrijke prikkels (motivatie)

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Drempelwaarde

Als een prikkel te klein is, dan kan het zituig het niet waarnemen.

De prikkel is beneden de DREMPELWAARDE.


De drempelwaarde is bij verschillende organismen anders: een hond kan beter horen dan een mens.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar denk je aan bij het oog?

Slide 9 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bescherming van het oog
  • Wenkbrauwen  (vangen het zweet op)
  • Oogleden (blephara) beschermen het oog door dichtknijpen
  • Traanklieren (glandulae lacrimales) houden het oog vochtig,  traanvocht vloeit af via een traanbuisje wat uitmondt in neusholte
  • Wimpers houden het stof tegen
  • Ogen bevinden zich in de oogkassen (orbita)

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke laag liggen de zintuigcellen van een oog?
A
In het vaatvlies
B
In het netvlies
C
In het harde oogvlies
D
In de iris

Slide 14 - Quiz

Veel zintuigcellen: Kegeltjes en Staafjes
Elektrische impulsen gaan naar de hersenen via de oogzenuw
Blinde vlek/Gele vlek
Hoe heet de middelste laag van de wand van een oog?
A
Het harde oogvlies
B
Het netvlies
C
Het vaatvlies
D
Het hoornvlies

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Met de Gele vlek kun je vooral.....
A
Kleuren zien
B
In het donker goed zien
C
Contrasten (zwart/wit) zien
D
In het licht slecht zien

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waardoor zie je altijd scherp?
  • Het beeld dat je ziet op je netvlies is veel kleiner en staat op z'n kop.
  • Je hersenen vertalen het beeld .
  • Je ooglens verandert van vorm (scherpstellen) om het beeld op het netvlies te krijgen (accommoderen)
  • Bol> dichtbij > lezen van een boek
  • Plat> van veraf <kijken uit raam


Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Scherpstellen van de lens
->    boller
->    platter
Accomoderen

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijziend
  • De ooglens is te sterk
  • Voorwerpen dichtbij goed zien
  • Negatieve lens nodig
  • Na 40e levensjaar neemt accommodatievermogen af (presbyopie)
  • - brillenglazen

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verziend
  • De ooglens is te zwak
  • Voorwerpen veraf goed zien
  • Positieve lens nodig
  • + brillenglazen

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

accommoderen is:
A
reflecteren van beelden op je netvlies
B
absorberen van licht in het oog
C
construeren van beelden in je hersenen
D
scherp stellen van de ooglens

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er met de pupil bij verandering van het licht?

A
Groter bij veel licht, kleiner bij weinig licht
B
Groter bij weinig licht, kleiner bij veel licht

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een 17-jarige klasgenoot heeft een positieve hulplens. Welke oogafwijking heeft hij?
A
Oudziend
B
Verziend
C
Bijziend
D
Scheelziend

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op het netvlies zitten staafjes en kegeltjes. Wat nemen deze waar?

A
Kegeltjes nemen kleuren waar, staafjes licht
B
Kegeltjes nemen 'normaal' licht waar, staafjes kleuren

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het hoornvlies
A
Een plek met zintuigcellen waar e het scherpst ziet
B
Regelt de hoeveelheid licht die in het oog valt
C
Stuurt impulsen naar de hersenen
D
is een lichtdoorlatende beschermlaag

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De gele vlek:
A
Een plek met zintuigcellen waar je het scherpst ziet
B
Regelt de hoeveelheid licht die in het oog valt
C
Stuurt impulsen naar de hersenen
D
is een lichtdoorlatende beschermlaag

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De lens
A
Een plek met zintuigcellen waar e het scherpst ziet
B
Regelt de hoeveelheid licht die in het oog valt
C
Stuurt impulsen naar de hersenen
D
is een lichtdoorlatende beschermlaag

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Netvlies (retina)
  • Binnenste laag van aan de achterzijde van de oogbol
  • Bevat lichtgevoelige zenuwcellen die lichtprikkels van buitenaf opnemen en doorgeven aan de hersenen via de oogzenuw
  • Bij papil verlaat de oogzenuw (papilla nervi optici) het oog, bevat dus geen zenuwcellen -> Blinde vlek 
  • Bij papil komt ook de slagader het oog binnen en vertakt
  • Recht tegenover de pupil ligt de gele vlek (macula lutea)

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spoedeisende klachten
  • Plotselinge hevige pijn 
  • Plotseling wazig zien
  • Plotseling verlies van het gezichtsvermogen
  • Verwonding van de oogbol
  • Plotseling last van hevige overgevoeligheid voor licht
  • Plotseling dubbelzien
  • Gekleurde ringen rond de lampen zien

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Taak verzorgende in begeleiding
Geef mobiliteit en vrijheid (zoals een blindengeleidehond)
- Overleg en bespreek de wensen
- Bij vertrek even de arm aanraken, dan is duidelijk waar je staat
- Biedt je arm aan
- Loop aan die kant, zodat de persoon veilig is (straatkant)
- Vertel welke richting je op gaat
- Vertel de hindernissen (stoeprand, geparkeerde auto)
- Betuttel niet


Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Helpen bij de oriëntatie
  • Zorg voor veel licht
  • Zorg voor hoog contrast
  • Vaste indeling. structuur ruimte
  • Vertel wat er te zien is

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weet je nu voldoende over het oog?
0100

Slide 33 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions