Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Letterlijk of figuurlijk?
Slide 1 - Diapositive
Letterlijk taalgebruik
Figuurlijk taalgebruik
Slide 2 - Diapositive
Lesdoel
Aan het eind van de les weten wij het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik en kunnen dit toepassen in een verhaal.
Slide 3 - Diapositive
Letterlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik is als je iets precies zegt zoals je het bedoelt.
Slide 4 - Diapositive
Figuurlijk taalgebruik
Bij figuurlijk taalgebruik betekent een woord niet precies wat er staat. Je moet de betekenis van het woord niet letterlijk nemen, het woord wordt dan figuurlijk gebruikt. Het is een vorm van beeldspraak.
Slide 5 - Diapositive
Quiztime!
Wordt het letterlijk of figuurlijk bedoeld?
- pak je wisbordje
- schrijf als antwoord F voor figuurlijk
- schrijf als antwoord L voor letterlijk
Slide 6 - Diapositive
Dylano klimt in een grote boom.
Slide 7 - Diapositive
Het goede antwoord is:
Letterlijk taalgebruik
Slide 8 - Diapositive
Dylano is een boom van een vent.
Slide 9 - Diapositive
Het goede antwoord is:
Figuurlijk taalgebruik
Slide 10 - Diapositive
Fien trekt de stoute schoenen aan.
Slide 11 - Diapositive
Het goede antwoord is:
Figuurlijk taalgebruik
Slide 12 - Diapositive
Ik kan geen goede knoop maken.
Slide 13 - Diapositive
Het goede antwoord is:
Letterlijk taalgebruik
Slide 14 - Diapositive
De meester struikelde over zijn eigen woorden.
Slide 15 - Diapositive
Het goede antwoord is:
Figuurlijk taalgebruik
Slide 16 - Diapositive
Verhaal
Eisen:
Begin -> Kern -> Slot (passend)
Amsterdam
Minimaal één regel moet figuurlijk taalgebruik zijn.