Diagnostische toets WO II

Diagnostische toets
Diagnostische toets.
Doel: testen van kennis 
Wat weet je al?
Waar kun jij hulp bij gebruiken?
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Diagnostische toets
Diagnostische toets.
Doel: testen van kennis 
Wat weet je al?
Waar kun jij hulp bij gebruiken?

Slide 1 - Diapositive

Afspraken
- Zelfstandig maken
- In stilte
-Niet roepen/schelden

Heel veel succes!

Slide 2 - Diapositive

In welke periode speelde de Tweede Wereldoorlog?
A
1914 - 1918
B
1919 - 1939
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945

Slide 3 - Quiz

Welke oorzaak voor de val van de Weimar Republiek zie je op de afbeelding?
A
Hitler aan de macht
B
Hyperinflatie
C
Beurskrach
D
Vrede van Versailles

Slide 4 - Quiz

Deze afbeeldingen gaan over:
A
Hyperinflatie
B
Staatsgreep
C
Demilitarisatie
D
Dolkstootlegende

Slide 5 - Quiz

In zijn gevangenschap schrijft Hitler zijn boek, Mein Kampf.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Waardoor werd Hitler dictator?
A
Hitler werd dictator toen hij benoemd werd tot nieuwe kanselier
B
Hitler werd dictator door de machtigingswet
C
Hitler werd dictator door de Rijksdagbrand
D
Hitler werd dictator na het overlijden van president Hindenburg

Slide 7 - Quiz

Welke zin is waar over de Rijkskristallnacht?
A
De Kristallnacht was spontane woede van Duitsers tegen Joden
B
De Kristallnacht was opgezet door de Nazi-partij
C
Tijdens de Kristallnacht vluchtten Joden weg uit hun Joodse wijk
D
Tijdens de Kristallnacht staken Duitsers Joodse winkels in brand

Slide 8 - Quiz

Welke uitspraak over het begin van de Tweede Wereldoorlog is juist?
A
Duitsland viel Frankrijk aan omdat het protesteerde tegen de inval in Polen
B
Frankrijk verklaarde Duitsland de oorlog omdat het Polen aanviel
C
Na de inval in Polen verklaarde de Sovjet-Unie Duitsland de oorlog
D
Poolse soldaten vielen in 1939 per ongeluk Duitse eenheden aan

Slide 9 - Quiz

Welk Europees land werd niet veroverd door Hitler?
A
Polen
B
Frankrijk
C
België
D
Groot-Brittannië

Slide 10 - Quiz

Welk gebeurtenis past bij de bron?
A
Blitzkrieg
B
D-day
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Stalingrad

Slide 11 - Quiz

Hoe werd de economische crisis van 1923 opgelost?
A
Dawesplan
B
Blitzkrieg
C
Appeasement
D
Kellog-Briand pact

Slide 12 - Quiz

Het jaar 1942 wordt gezien als een keerpunt in de Tweede Wereldoorlog.

Welke van de volgende gebeurtenissen heeft NIET in 1942 plaats gevonden?

A
In Noord-Afrika lukte het generaal Rommel niet om het Suezkanaal, dat in Britse handen was, te veroveren.
B
De Russen versloegen het Duitse leger in de Slag om Stalingrad.
C
In de Slag bij Midway verloren de Japanners van de Amerikanen.
D
De Engelsen landden op Decision-Day in Normandië.

Slide 13 - Quiz

Welk voordeel had Hitler van het niet-aanvalsverdrag met de Sovjet-unie?
A
Hitler kon West-Polen veroveren
B
Hitler riskeerde door Polen verslagen te worden
C
Hitler riskeerde een oorlog met Groot-Brittannië en Frankrijk
D
Hitler riskeerde geen oorlog met Japan

Slide 14 - Quiz

Welk land hoorde niet bij de Geallieerden?
A
Groot-Brittanië
B
Frankrijk
C
Italië
D
Verenigde Staten

Slide 15 - Quiz

Welk jaartal hoort bij 'De Duitse blitzkrieg in de Sovjet-Unie begint'
A
1941
B
1942
C
1943
D
1944

Slide 16 - Quiz

Tussen het fascisme en het nationaalsocialisme zijn overeenkomsten en verschillen aan te wijzen.

- Noem drie overeenkomsten tussen fascisme en nationaalsocialisme.

Slide 17 - Question ouverte

Tussen het fascisme en het nationaalsocialisme zijn overeenkomsten en verschillen aan te wijzen.

- Noem een verschil tussen fascisme en nationaalsocialisme.

Slide 18 - Question ouverte


➤ In de tekst ontbreken twee gegevens. Welke? 






Slide 19 - Question ouverte


De Duitsers hebben zes miljoen joden vermoord. 
➤Deze massamoord wordt de [...] genoemd.





Slide 20 - Question ouverte

Het woord fascisme is afgeleid van
A
de fasces, symbool van Romeins gezag
B
fascinatie, Mussolini was gefascineerd door uniformen
C
de knokploegen van Mussolini; de fasci di combattimento
D
Mussolini heeft het woord zelf bedacht.

Slide 21 - Quiz

Sleep de gebeurtenissen in de juiste volgorde van tijd. Begin met de gebeurtenis die het langst geleden is.

Duitsland valt Polen aan.
Japan valt Pearl Harbor aan.
Duitsland valt Nederland aan.
D-day.
Atoombommen op twee Japanse steden.

Slide 22 - Question de remorquage

Sleep de namen van de leiders en de vlaggen van landen waar ze vandaan komen naar de juiste persoon in de foto.
Churchill
Stalin
Roosevelt

Slide 23 - Question de remorquage

Wat was het doel van Chamberlain met de 'appeasement' politiek?

Slide 24 - Question ouverte


Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.

➤Welk argument hoort bij deze mening?






A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.

Slide 25 - Quiz


➤Wanneer begon de Tweede Wereldoorlog?




A
1939
B
1940
C
1945
D
1914

Slide 26 - Quiz


➤Met de inval in welk land begon de Tweede Wereldoorlog?




A
Nederland
B
Polen
C
België
D
Rusland

Slide 27 - Quiz


➤Aanleiding Tweede Wereldoorlog in Europa.




A
Anschluss
B
Bezetting Sudetenland
C
Aanval op Tsjechië
D
Aanval op Polen

Slide 28 - Quiz


➤Wie was de leider van Engeland tijdens de Tweede Wereldoorlog?




A
Churchill
B
Mussolini
C
Roosevelt
D
Stalin

Slide 29 - Quiz


➤Met welk land sloot Hitler voor de Tweede Wereldoorlog een niet-aanvalspact?




A
Frankrijk
B
Groot-Brittannië
C
Sovjet-Unie
D
Tsjechoslowakije

Slide 30 - Quiz

Hoe noemden de Duitsers de definitieve oplossing voor het "Joodse probleem"?
A
Holocaust
B
Endlösung
C
Blitzkrieg
D
Kristallnacht

Slide 31 - Quiz


➤Welk land stond in de Tweede Wereldoorlog aan de kant van Duitsland?




A
Hongarije
B
Rusland
C
Japan
D
China

Slide 32 - Quiz


➤Met welk land sloot Hitler voor de Tweede Wereldoorlog een niet-aanvalspact?




A
Frankrijk
B
Groot-Brittannië
C
Sovjet-Unie
D
Tsjechoslowakije

Slide 33 - Quiz


➤De Tweede Wereldoorlog eindigde in Nederland op:




A
10 mei 1944
B
10 mei 1945
C
5 mei 1945
D
4 mei 1945

Slide 34 - Quiz


➤Welk land stond in de Tweede Wereldoorlog aan de kant van Duitsland?




A
Hongarije
B
Rusland
C
Japan
D
China

Slide 35 - Quiz


➤Door welke gebeurtenis eindigde de Tweede Wereldoorlog?




A
De atoombom op Nagasaki
B
De val van Berlijn
C
D-Day
D
Operatie Market-Garden

Slide 36 - Quiz


➤Wanneer gingen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten meedoen met de Tweede Wereldoorlog?




A
1939
B
1940
C
1941
D
1942

Slide 37 - Quiz


➤Wat maakt de Sovjet-Unie tot een bondgenoot in de Tweede Wereldoorlog?




A
Operatie Barbarossa
B
De Russische Revolutie
C
De aanval op Pearl Harbor
D
Het niet-aanvalsverdrag van 1939

Slide 38 - Quiz


➤Door welke gebeurtenis eindigde de Tweede Wereldoorlog?




A
De atoombom op Nagasaki
B
De val van Berlijn
C
D-Day
D
Operatie Market-Garden

Slide 39 - Quiz


➤De poster gaat over Pearl Harbor. 
Wat is daar gebeurd?




A
Amerikaanse soldaten veroverden dit Japanse eiland.
B
Amerikaanse soldaten vielen een marinebasis in Japan aan. 2400 Japanse soldaten kwamen om.
C
Japan viel een Amerikaanse marinebasis aan. 2400 Amerikaanse soldaten kwamen om.

Slide 40 - Quiz


Uitspraak: Tijdens de Tweede Wereldoorlog deed Japan in Azië ongeveer hetzelfde als wat Duitsland in Europa deed.

➤Wat wordt er met deze uitspraak bedoeld? Kies het juiste antwoord.






A
In Europa werden de joden door de Duitsers vermoord. In Azië werden de joden door de Japanners vermoord.
B
In Europa bombardeerden de Duitsers tientallen steden. In Azië bombardeerden de Japanners tientallen steden.
C
In Europa vochten de Duitsers tegen de Japanners. In Azië vochten de Japanners tegen de Duitsers.
D
In Europa veroverden de Duitsers grote gebieden. In Azië veroverden de Japanners grote gebieden.

Slide 41 - Quiz

In de Tweede Wereldoorlog waren er verschillende keerpunten in de strijd.
noem er 2

Slide 42 - Question ouverte