Formatieve Toets - Irregular Verbs

Formatieve Toets
  • Deze formatieve toets is bedoeld om te kijken of je je onregelmatige werkwoorden kent. 
  • Neem de toets serieus, ook al krijg je er geen cijfer voor. Pak er geen hulpmiddelen bij. Het gaat nu alleen om wat je al beheerst.
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Formatieve Toets
  • Deze formatieve toets is bedoeld om te kijken of je je onregelmatige werkwoorden kent. 
  • Neem de toets serieus, ook al krijg je er geen cijfer voor. Pak er geen hulpmiddelen bij. Het gaat nu alleen om wat je al beheerst.

Slide 1 - Diapositive

Uitleg
  • Je krijgt per vraag een werkwoord te zien op deze manier: "to + [heel werkwoord]". Jij schrijft daarna op deze manier je antwoord: 2e vorm, 3e vorm. Bijvoorbeeld:

    Vraag: to cut
    Jouw antwoord: cut, cut 

Slide 2 - Diapositive

to sing

Slide 3 - Question ouverte

to stick

Slide 4 - Question ouverte

to rid

Slide 5 - Question ouverte

to swell

Slide 6 - Question ouverte

to fling

Slide 7 - Question ouverte

to draw

Slide 8 - Question ouverte

to split

Slide 9 - Question ouverte

to hear

Slide 10 - Question ouverte

to begin

Slide 11 - Question ouverte

to bleed

Slide 12 - Question ouverte

to lay

Slide 13 - Question ouverte

to spin

Slide 14 - Question ouverte

to dig

Slide 15 - Question ouverte

to dwell

Slide 16 - Question ouverte

to ride

Slide 17 - Question ouverte

to forget

Slide 18 - Question ouverte

to tell

Slide 19 - Question ouverte

to thrust

Slide 20 - Question ouverte

to weave

Slide 21 - Question ouverte

to meet

Slide 22 - Question ouverte

to break

Slide 23 - Question ouverte

to hide

Slide 24 - Question ouverte

to grow

Slide 25 - Question ouverte

to know

Slide 26 - Question ouverte

to speak

Slide 27 - Question ouverte

to spend

Slide 28 - Question ouverte

to bind

Slide 29 - Question ouverte

to sow

Slide 30 - Question ouverte

to buy

Slide 31 - Question ouverte

to cast

Slide 32 - Question ouverte

to catch

Slide 33 - Question ouverte

to lead

Slide 34 - Question ouverte

to lie

Slide 35 - Question ouverte

to strive

Slide 36 - Question ouverte

to show

Slide 37 - Question ouverte

Deel twee
  • Je krijgt nu 10 vragen. Je krijgt het Nederlandse woord aangeboden. Jij moet dan alle drie de vormen van het Engelse woord geven. Bijvoorbeeld:

    De vraag: hebben
    Jouw antwoord: to have, had, had

Slide 38 - Diapositive

zeggen

Slide 39 - Question ouverte

zien

Slide 40 - Question ouverte

vinden

Slide 41 - Question ouverte

eten

Slide 42 - Question ouverte

vallen

Slide 43 - Question ouverte

verkopen

Slide 44 - Question ouverte

zwemmen

Slide 45 - Question ouverte

vluchten

Slide 46 - Question ouverte

vloeken, zweren

Slide 47 - Question ouverte

houden, vasthouden

Slide 48 - Question ouverte