schooltaalwoorden 21 t/m 30

Nederlands - schooltaalwoorden


21 tot en met 30

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands - schooltaalwoorden


21 tot en met 30

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen

Schooltaalwoorden

  • Ik kan het schooltaalwoord schrijven.
  • Ik weet de betekenis van het schooltaalwoord.
  • Ik kan het schooltaalwoord in een zin zetten.
  • Ik kan een zin maken met een schooltaalwoord. 


 

Slide 2 - Diapositive

Uitleg

We oefenen met de schooltaalwoorden



 

Slide 3 - Diapositive

Welke vijf schooltaalwoorden ken je al?

Slide 4 - Question ouverte

Wat betekent: tegenstelling

A
twee heel verschillende dingen
B
er komt niets meer daarna
C
te weinig
D
in het midden

Slide 5 - Quiz

Wat betekent: zekerheid

A
door of met dank aan
B
echt, wettig, goedgekeurd
C
het gaat echt gebeuren, het is echt waar
D
het is belangrijk

Slide 6 - Quiz

Wat betekent: eenmaal

A
ongeveer
B
één keer
C
vooral, voornamelijk, het meeste
D
te weinig

Slide 7 - Quiz

Wat betekent: centraal

A
bijvoorbeeld
B
in het midden
C
iets ergens laten horen of zien
D
zoals iets gewoonlijk gebeurt

Slide 8 - Quiz

Wat betekent: uitbreiden

A
in het kort de belangrijkste dingen van iets opschrijven/vertellen
B
een onbekende persoon leren kennen
C
het is belangrijk
D
er komt meer bij

Slide 9 - Quiz

Welk woord past in de zin?
Een paar voorbeelden van ........ zijn: koud en warm, hoog en laag.
A
bladzijdes
B
tegenstellingen
C
dunne stiften
D
pagina's

Slide 10 - Quiz

Welk woord past in de zin? Typ het woord.

Koning Willem 1 College gaat ISK .......... met twee klassen. Er komen twee klassen bij.

Slide 11 - Question ouverte

Welk woord past in de zin?

Ik heb die jongen maar .......... gezien.
A
aandachtig
B
bijvoorbeeld
C
officieel
D
eenmaal

Slide 12 - Quiz

Welk woord past in de zin? Typ het woord.

De docent zegt: we houden het klassengesprek ............. Maar één persoon mag spreken.


Slide 13 - Question ouverte

Welk woord past in deze zin?

We kunnen met .............. zeggen dat het tuinfeest doorgaat, want het is morgen mooi weer.
A
een gebrek aan
B
maatregelen
C
raad
D
zekerheid

Slide 14 - Quiz

Wat betekent: van belang zijn

A
het gaat echt gebeuren
B
er komt niets meer daarna
C
met aan dacht
D
het is belangrijk

Slide 15 - Quiz

Wat betekent: behoefte hebben aan

A
er komt meer bij
B
duidelijk maken
C
iets nodig hebben
D
onderbouwen

Slide 16 - Quiz

Wat betekent: weergeven

A
iets ergens laten horen of zien
B
in het kort de belangrijkste dingen van iets opschrijven/vertellen
C
iets nodig hebben
D
iets nodig hebben

Slide 17 - Quiz

Wat betekent: dankzij

A
de grootte van iets
B
door of met dank aan
C
echt, wettig, goedgekeurd
D
er komt niets meer daarna

Slide 18 - Quiz

Wat betekent: aandachtig

A
vooral, voornamelijk, het meeste
B
met aandacht, met concentratie
C
zoals iets gewoonlijk gebeurt
D
te weinig

Slide 19 - Quiz

Welk woord past in de zin? Typ het woord.

........ de hulp van mijn buurman is mijn fietsband weer geplakt.

Slide 20 - Question ouverte

Welk woord past in deze zin? Typ het woord.

Ik lees de opdracht in de toets ............

Slide 21 - Question ouverte

Welk woord past in de zin?

.... .... .... dat je genoeg beweegt of sport, want dan blijf je fit.
A
In plaats van
B
Door middel van
C
Een gebrek aan
D
Het is van belang

Slide 22 - Quiz

Welk woord past in de zin?

De kaart ........ de landen van de wereld .......
A
is belangrijk
B
breidt uit
C
baseert op
D
geeft weer

Slide 23 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van: laatste
A
onderste
B
bovenste
C
grootste
D
eerste

Slide 24 - Quiz

Wat is het synoniem (ander woord) voor: het formaat ?
A
de laatste
B
de kleinste
C
de grootte
D
de beste

Slide 25 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Koning Willem 1 College gaat ISK onderbouwen met twee klassen.
B
Koning Willem 1 College gaat ISK weergeven met twee klassen.
C
Koning Willem 1 College gaat ISK samenvatten met twee klassen.
D
Koning Willem 1 College gaat ISK uitbreiden met twee klassen.

Slide 26 - Quiz

Drie zinnen zijn niet goed.
Eén zin is wel goed. Welke?
A
.

Slide 27 - Quiz

Maak de zin af.

Het is van belang dat ....................

Slide 28 - Question ouverte

Maak een zin met de woorden:

aandachtig - ik - de - lees - toetsopdracht




Slide 29 - Question ouverte

Maak een zin met de woorden:

hebben - na - de mensen - schoon drinkwater - de aardbeving - behoefte aan



Slide 30 - Question ouverte

Maak een zin met:

de jongen - gezien - heb - ik - eenmaal

Slide 31 - Question ouverte

Hoeveel nieuwe woorden heb je in deze les geleerd?

A
0
B
1 - 3
C
4 - 7
D
8 - 10

Slide 32 - Quiz

Geef jezelf een beoordeling. Hoe ging het?

A
niet goed
B
voldoende
C
ruim voldoende
D
goed

Slide 33 - Quiz

Hoe vond je de les?

A
saai
B
wel oké
C
leuk
D
leerzaam

Slide 34 - Quiz

Einde

Bedankt dat je meedeed.


Goed gewerkt!

Slide 35 - Diapositive