2KB2 7 maart

WELKOM
3 Kader
Welkom 2KB2

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

WELKOM
3 Kader
Welkom 2KB2

Slide 1 - Diapositive

 2KB2 De les start over twee minuten !
- Mobiel in de bak
- Boek, laptop, pen en schrift op  
   tafel
- Tas van de tafel
- Eigen naam in LessonUp
- Iedereen doet mee

timer
2:00

Slide 2 - Diapositive

Programma van de les 2KB2
3 maart 2022
Programma:
  • aanwezigheid
  • uitleg 
  • aan de slag
Lesdoel:


-meewerkend voorwerp

Slide 3 - Diapositive

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 4 - Diapositive

 meewerkend voorwerp

Slide 5 - Diapositive

Lesdoel
Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden.

Slide 6 - Diapositive

1. Persoonsvorm = vraagproef, tijdproef of aantalproef.
2. Gezegde = alle werkwoorden in de zin.
3. Onderwerp = wie/wat + gezegde
4. Lijdend voorwerp = wat(wie) + gezegde + onderwerp
5. Meewerkend voorwerp = aan wie+onderwerp+lijdend voorwerp

Slide 7 - Diapositive

Opdrachten
Maak opdracht 1, 2, 3 en 4 op pagina 106
Taalverzorging Grammatica 
Meewerkend voorwerp
Hoofdstuk 4



Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Lesdoel
Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden.

Heb je dit gehaald? 
Waarom wel of niet? Hoe verder?

Slide 13 - Diapositive

Hoofdstuk 4
Taalverzorging
Formuleren
Verwijswoorden

Slide 14 - Diapositive

Terugblik - Stappenplan zinsontleding

Slide 15 - Diapositive

Lesdoel
Einde van de les weet je hoe je verwijswoorden moet gebruiken.

Slide 16 - Diapositive

Uitleg
Zie filmpje uitleg Nieuw Nederlands

Slide 17 - Diapositive

Herhaling
Staat er een bezit achter het verwijswoord? 
Gebruik dan: mijn, jouw, je, zijn, haar, ons, jullie, hun.

Staat er geen bezit achter het verwijswoord?
Gebruik dan: mij, jou, hem, haar, ons, jullie, hen.

Slide 18 - Diapositive

mij of mijn?
Geef ..... telefoon terug!
A
mij
B
mijn

Slide 19 - Quiz

mij of mijn?
Hij ging met ..... naar de film.
A
mij
B
mijn

Slide 20 - Quiz

jou of jouw?
Is die pen van .... of van hem?
A
jou
B
jouw

Slide 21 - Quiz

jou of jouw?
Ben jij met ...... vrienden naar een festival geweest?
A
jou
B
jouw

Slide 22 - Quiz

Als er in een zin een bezit achter het verwijswoord staat gebruik je:
A
mijn, jouw, je
B
mij, jou

Slide 23 - Quiz

Huiswerk
- Maak de startopdracht en 1 + 2 + 3 + 5 
H4 Taalverzorging formuleren, over verwijswoorden (108 en 109)


Slide 24 - Diapositive