W50

¿Qué vamos a hacer hoy?
semana 50 
  • Bienvenida - 10 min
  • S.O - 30 min 
        extra tijd 6 min
  • Capítulo 2 - 30 min

Regels:
  • Mag niet naar de wc = zelfs als je klaar bent
  • Niet op de toets schrijven
  • Niet met potlood schrijven

Klaar?
  • Boek lezen of leren

timer
30:00
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

¿Qué vamos a hacer hoy?
semana 50 
  • Bienvenida - 10 min
  • S.O - 30 min 
        extra tijd 6 min
  • Capítulo 2 - 30 min

Regels:
  • Mag niet naar de wc = zelfs als je klaar bent
  • Niet op de toets schrijven
  • Niet met potlood schrijven

Klaar?
  • Boek lezen of leren

timer
30:00

Slide 1 - Diapositive

La familia
Lesdoel: Aan het eind ken je enkele familieleden in het Spaans

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

let op:

el padre + la madre =               los padres
la hermana + el hermano =  los hermanos
el abuelo + la abuela =            los abuelos
el tío + la tía =                              .......?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Thema 2: La familia
Lees blz 30+31
Maak opdracht 1 + 2

Klaar? Neem de woordjes van hoofdstuk 2 achterin je boekje!
timer
10:00

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

De vader
De neef
De ooms & tantes
De dochter
el abuelo
los tíos
el padre
el primo
la hija

Slide 8 - Question de remorquage

¿Cómo se dice "ouders" en español?
(vertaal ouders)
A
padres
B
padre
C
madre
D
hermanos

Slide 9 - Quiz

¿Cómo se dice "oma" en español?
(vertaal oma)
A
novia
B
tía
C
abuela
D
madre

Slide 10 - Quiz

¿Cómo se dice "broers/zussen" en español?
(vertaal broer/zussen)
A
abuelos
B
amigos
C
hermana
D
hermanos

Slide 11 - Quiz

¿Cómo se dice "nicht" en español?
(vertaal nicht)
A
prima
B
hermana
C
sobrina
D
tía

Slide 12 - Quiz

¿Cómo se dice "opa" en español?
(vertaal opa)
A
madre
B
abuela
C
abuelo
D
padre

Slide 13 - Quiz

Ik ken meer woorden over 'la familia'
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Sondage

Ik heb twee zussen.
Jij hebt drie neven.
Zij heeft vijf ooms en tantes.
Wij hebben een moeder.
Jullie hebben twee ouders.
Zij hebben twee opa's en oma's
tengo
tienes
tenemos
tiene
tenéis
tienen

Slide 15 - Question de remorquage

Maak je eigen familiestamboom
geef hierbij ook steeds achter de namen aan om welk familielid het gaat (in het Spaans)

timer
5:00

Slide 16 - Diapositive