8.4 Geluidssterkte

Terugblik
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Terugblik

Slide 1 - Diapositive

Het geluid van een snaar kun je horen als de snaar minder dan 20 keer per seconde trilt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Wat weet jij van de toonhoogte?
Hoge toon
Lage toon
Dunne snaar
Korte snaar
Losse snaar
Strak gespannen snaar
Dikke snaar

Slide 3 - Question de remorquage

Hiernaast zie je een afbeelding
van een gitaar. Je ziet dunne en
dikke snaren.
A
Dikke snaren geven een hogere toon dan dunne snaren
B
Dikke snaren geven een lagere toon dan dunne snaren
C
Dikke snaren geven een harder geluid dan dunne snaren
D
Dikke snaren geven een zachter geluid dan dunne snaren.

Slide 4 - Quiz

Wat weet jij van het frequentie-bereik van het menselijke gehoor?
Hoorbaar voor een mens
Niet hoorbaar voor een mens
1200 Hz
16 Hz
19 000 Hz
147 500 Hz
1 Hz

Slide 5 - Question de remorquage

Een gitaar heeft een klankkast. Wat is de functie van die klankkast?
A
De klankkast versterkt het geluid
B
De klankkast verzamelt de klanken van de snaren en geeft ze door aan de lucht
C
De klankkast laat de tonen beter klinken.

Slide 6 - Quiz

Zet de volgende 3 tonen op volgorde van hoogste naar laagste frequentie.
Hoogste
Middelste
Laagste

Slide 7 - Question de remorquage

Een snaar maakt 15.000 trillingen per seconde, kan een mens dit geluid horen?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Hoe kan je het geluid van snaar op een gitaar hoger maken?
A
De snaar korter maken
B
De snaar strakker spannen
C
Een dunnere snaar gebruiken
D
Harder tegen de snaar slaan

Slide 9 - Quiz

8.3 Geluidsterkte

Slide 10 - Diapositive

Leerdoel
  • 8.4.1 Je kunt uitleggen hoe je zacht en hard geluid maakt.
  • 8.4.2 Je kunt de eenheid van geluidssterkte benoemen.
  • 8.4.3 Je kunt de werking van een decibelmeter beschrijven.



Slide 11 - Diapositive

Heel harde geluiden hoor je niet alleen, soms voel je ze ook. Het geluid bij een popconcert staat soms zo hard, dat je de lage tonen voelt in je buik.

Slide 12 - Diapositive

De decibelmeter
Hard geluid heeft een grote geluidssterkte. Zacht geluid heeft een kleine geluidssterkte. Je kunt de geluidssterkte meten.
Decibel is de eenheid van geluidssterkte.Een geluid van 10 decibel is heel zacht. Het geluid van je ademhaling is 10 decibel. Het woord decibel kun je afkorten met dB. Je schrijft dan: de geluidssterkte is10 dB. Een geluid van 100 dB is heel hard. De muziek in een discotheek is soms meer dan 100 dB.

Slide 13 - Diapositive

Hard en zacht geluid
Geluid kan hard zijn of zacht, of iets er tussenin. Op je telefoon kun je dat zelf regelen. Met de volumeknop zet je het geluid harder of zachter. Ook bij de tv en de radio kun je het volume regelen. Het volume is hoe hard het geluid klinkt. Een ander woord voor volume is geluidssterkte.

Slide 14 - Diapositive

De decibelschaal

De sterkte van geluid kun je meten in decibel. Dit kort je af als dB. Het apparaat waarmee je de geluidssterkte meet, wordt een decibelmeter genoemd. Er zijn ook apps voor je telefoon waarmee je bijvoorbeeld op een muziekfestival het aantal decibel kunt meten.

De geluidssterkte wordt meestal aangegeven in decibel(A). Dit kort je af als dB(A). De (A) geeft aan dat er bij de meting rekening is gehouden met het menselijk gehoor. Mensen horen namelijk hoge en lage tonen minder goed,

Slide 15 - Diapositive

Geluidssterkte en afstand
De geluidsterkte hangt af van de afstand tot de geluidsbron. Hoe dichter je bij de geluidsbron staat, hoe groter de geluidsterkte

Slide 16 - Diapositive

Een decibelmeter aflezen
De geluidssterkte meet je met een decibelmeter.
Er zijn twee soorten decibelmeters: analoge en digitale meters. Een digitale meter is gemakkelijk af te lezen

Slide 17 - Diapositive

Analoge decibelmeter
In de afbeelding  zie je een analoge decibelmeter. De wijzer beweegt langs de schaal. Op die manier kun je aflezen hoe hard het geluid is. Je ziet getallen boven en onder de schaal. De decibelmeter heeft twee standen:  Lo (low of laag) en Hi (high of hoog).

Bij een zacht geluid kies je voor Lo (laag). Je meet dan het geluid tot 80 dB. De getallen voor Lo staan op de bovenste schaal. Bij een hard geluid zet je de knop op Hi (hoog). Dan meet je geluiden tussen 80 en 120 dB. .

Slide 18 - Diapositive

De digitale decibelmeter
 Een digitale meter is gemakkelijk af te lezen.
Veel digitale decibelmeters hebben ook een knop voor Lo of Hi.

Slide 19 - Diapositive

Gehoordrempel en pijngrens
 De gehoordrempel is de geluidssterkte waarbij je het geluid net begint te horen. 
De pijngrens is de geluidssterkte waarbij je oren pijn beginnen te doen. Boven de pijngrens hoor je wel geluid, maar dit is zo hard, dat het zeer doet aan je oren.

Slide 20 - Diapositive



Mensen kunnen vanaf 20 dB(A) geluiden horen.


Lange tijd luisteren naar een geluid-sterkte boven 90 dB(A)  kan al doof maken.
Bij 140 dB doet geluid pijn en wordt je zeker doof
Pijngrens
Gehoordrempel

Slide 21 - Diapositive

De dB(A)-schaal en de dB-schaal
Lage en hoge tonen hoor je minder goed dan de tonen ertussenin. 
De gehoordrempel is het laagst tussen 500 en 7000 Hz. Een geluidssterkte van circa 0 dB is dan al genoeg om de toon te kunnen horen.

Slide 22 - Diapositive

Vooral bij lage tonen ligt de gehoordrempel veel hoger. Je hoort een toon van 50 Hz pas als de geluidssterkte 38 dB is. Voor een toon van 20 Hz ligt de geluidsdrempel zelfs boven de 60 dB. Deze tonen lijken dus veel minder sterk dan ze in werkelijkheid zijn.
Om daar rekening mee te houden, hebben veel decibelmeters een A-filter. Dit filter maakt de meter minder gevoelig voor lage en erg hoge frequenties. De meter kan zo de geluidssterkte meten die mensen gevoelsmatig waarnemen.
Bij tonen van 500 tot 10 000 Hz verschillen de dB(A)schaal en de dB-schaal niet van elkaar. Maar bij lage en heel hoge tonen is de geluidssterkte in dB(A) kleiner dan de geluidssterkte in dB.

Slide 23 - Diapositive

Wat is een geluidsbron?
A
een voorwerp dat geluid maakt
B
een voorwerp dat geluid ontvangt
C
een voorwerp dat geluid doorgeeft
D
een voorwerp dat geluid maakt, doorgeeft en ontvangt

Slide 24 - Quiz

Hoe werkt geluidsisolatie ?
A
Geluidsisolatie kaatst geluid terug
B
Geluidsisolatie zorgt dat er minder geluid wordt gemaakt
C
Geluidsisolatie neemt trillingen van de lucht in zich op

Slide 25 - Quiz

Met welke maat meet je de geluidssterkte?
A
literbel (lB)
B
koebel (kB)
C
decibel (dB)
D
Kilobel (kB)

Slide 26 - Quiz

Voorwerpen die geluid maken noemen we geluidsbronnen
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quiz

Wat is de beste plek voor een geluidswal?
A
Bij de ontvanger
B
Bij de bron
C
Tussen de bron en de ontvanger

Slide 28 - Quiz

Waarmee meet je de geluidssterkte?
A
toongenerator
B
Luidspreker
C
Microfoon
D
Decibelmeter

Slide 29 - Quiz