M2 lezen HS 3 tekstverbanden en signaalwoorden

Leerdoel hoofdstuk 3: 
Ik kan/weet opsommingen en tegenstellingen herkennen in een tekst aan de hand van signaalwoorden. 
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Leerdoel hoofdstuk 3: 
Ik kan/weet opsommingen en tegenstellingen herkennen in een tekst aan de hand van signaalwoorden. 

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je al over tekstverbanden?

Slide 2 - Carte mentale

Wat weet je al over signaalwoorden?

Slide 3 - Carte mentale

Is de stelling waar?

Woorden, zinnen en alinea's hebben iets met elkaar te maken.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Is de stelling waar?

De samenhang tussen woorden, zinnen en alinea's wordt duidelijk door het signaalwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz



Een ander woord voor samenhang (in een tekst) is...
A
behang
B
tekstverband
C
relatie
D
conclusie

Slide 6 - Quiz

Is de stelling waar?

Door te letten op tekstverbanden, kun je een tekst beter begrijpen.
A
waar
B
niet waar
C
D

Slide 7 - Quiz

Later, terwijl, ten eerste, ook, maar en toch
zijn voorbeelden van....
A
verbanden
B
conclusies
C
signaalwoorden
D

Slide 8 - Quiz

Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder en tenslotte zijn signaalwoorden voor het tekstverband:

Slide 9 - Question ouverte

Dubbele punt (:), liggend streepje (-), getallen (1, 2, 3) of dots worden gebruikt bij een:

Slide 10 - Question ouverte

Is de stelling waar?

Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan noem je dat een opsommend verband.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Wat zijn de signaalwoorden in dit opsommend verband? Typ een woord in en daarna 'enter' en typ dan de volgende in, enz:
Zorg ten eerste dat je op tijd bent.
Spreek verder ook af hoe laat je thuis moet zijn.
Spreek ook af of je geld mee moet nemen.

Slide 12 - Question ouverte

Noem drie signaalwoorden die gebruikt worden bij een tegenstelling.

Slide 13 - Question ouverte

Welk signaalwoord wordt in deze zin gebruikt?

Veel jongeren willen een nieuwe telefoon, maar zij verdienen nog niet genoeg geld om er zelf een te kopen.

Slide 14 - Question ouverte

Weet je het nog? 
Tekstverband: opsomming. Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte. Of -, * of 1, 2, 3. 
Tekstverband: tegenstelling. Signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant … aan de andere kant.

Slide 15 - Diapositive

Zelf aan de slag
Pak je leerboek blz. 65 tekst 2 voor je. 
We gaan het nog eens proberen! 
Zit er een opsomming in? Die herken je aan de signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte. Of -, * of 1, 2, 3. 
 
timer
1:00

Slide 16 - Diapositive

In welke alinea('s), in welke regel(s) en welk(e) signaalwoord(en) zie jij een opsomming?

Slide 17 - Carte mentale

OPSOMMING
In alinea 2 in de eerste 2 regels met het signaalwoord OOK (3e regel alinea 2).
Alinea 3 en 4 zijn een opsomming met in alinea 4 1e regel het signaalwoord VERDER. En 3e regel van alinea 4 vind je EN en OOK NOG.

Slide 18 - Diapositive

TEGENSTELLING
En zit er een tegenstelling in? Die herken je aan de signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant … aan de andere kant.

timer
1:00

Slide 19 - Diapositive

In welke alinea('s), in welke regel(s) en welk(e) signaalwoord(en) zie jij een tegenstelling?

Slide 20 - Carte mentale

TEGENSTELLING
In alinea 2 zie je in de 13e, 14e en 15e regel een tegenstelling met het signaalwoord MAAR.

Slide 21 - Diapositive

Heb jij het lesdoel behaald? 
Ik kan/weet opsommingen en tegenstellingen herkennen in een tekst aan de hand van signaalwoorden. 

Dan mag je dat...


Slide 22 - Diapositive

...hier invullen!
Ja
Nee

Slide 23 - Sondage