T3 Bloedsomloop herh. 3.1 tm 3.4

T3 Bloedsomloop 
herh. 3.1 tm 3.4
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

T3 Bloedsomloop 
herh. 3.1 tm 3.4

Slide 1 - Diapositive

Bloedcellen zijn rode bloedcellen en witte bloedcellen. Waarom horen bloedplaatjes hier niet bij?
A
Omdat ze geen functie hebben
B
omdat ze geen celkern hebben
C
Omdat ze niet in het beenmerg gemaakt worden
D
Omdat het geen cellen zijn

Slide 2 - Quiz

Bloedplasma is
A
Antigeen A
B
Bloed waarin bloedverdunners zitten
C
Vloeistof waar bloed voor 55% uit bestaat

Slide 3 - Quiz

In slagaders is het bloed altijd zuurstofrijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Ader
Slagader
Haarvat
Zuurstofrijk bloed
Zuurstofarm bloed
Zuurstofrijk bloed

Slide 5 - Question de remorquage

Zuurstofrijk-bloed stroomt niet naar je:
A
Longen
B
Nieren
C
Hart
D
Hersenen

Slide 6 - Quiz

8.
A: Hart-longen-hart
B: Hart-organen-hart
A
A= kleine bloedsomloop B= grote bloedomloop
B
A= grote bloedsomloop B= kleine bloedsomloop

Slide 7 - Quiz

Wat is een zuurstofrijke slagader?
A
Longslagader
B
Longader
C
Onderste holle ader
D
Aorta

Slide 8 - Quiz

De poortader is belangrijk.
Wat is waar over de poortader?
A
vervoert zuurstofrijk bloed naar de lever
B
Vervoert zuurstofarm bloed naar de lever
C
Vervoert zuurstofrijk bloed en voedingsstoffen naar de lever
D
Vervoert zuurstofarm bloed en voedingsstoffen naar de lever

Slide 9 - Quiz

Hoe zorgen de aders dat bloed tegen de zwaartekracht in naar boven komt?
A
Doordat het hart heel hard pompt
B
Door de kleppen
C
Door de spierpompen en kleppen
D
Door de spierpompen

Slide 10 - Quiz

In de afbeelding is een doorsnede van een schematisch hart weergegeven. Sleep de onderdelen naar het hart.
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart uit
Bloed stroomt het hart uit

Slide 11 - Question de remorquage

Zet de teksten onder de bijbehorende afbeelding.
Hartpauze - hart vult zich met bloed
Boezems trekken samen 
Hartpauze - hart vult zich nog meer met bloed
Kamers trekken samen 
Bloed stroomt in slagaders

Slide 12 - Question de remorquage

De halvemaanvormige kleppen voorkomen dat
A
het bloed terugstroomt in de boezems
B
zuurstofrijk en zuurstofarm bloed zich mengt
C
het bloed terugstroomt in de kamers
D
het bloed de holle ader en longader instroomt

Slide 13 - Quiz

grote bloedsomloop. Hoe stroomt een druppel bloed. Begin in de linkerboezem.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Het bloed komt in de linkerboezem.
Het bloed komt in de linkerkamer.
Het bloed komt in de rechterboezem.
Het bloed komt in verschillende organen.
Het bloed komt in de aorta.
Het bloed komt in de holle aders

Slide 14 - Question de remorquage

Sleep de juiste naam bij het juiste bloedvat
van het hart naar de longen
van de nieren naar het hart
vervoert zuurstof naar het hart zelf
van het hart naar de lever
kransslagader
kransader
longader
longslagader
nierader
nierslagader
leverslagader
leverader

Slide 15 - Question de remorquage

De boezems trekken samen, bloed gaat de kamers in. 
Hartpauze, bloed stroomt het hart in vanuit de aders.
De kamers trekken samen, bloed gaat de slagaders in. 

Slide 16 - Question de remorquage

De boezems
A
Liggen aan het begin van een slagader
B
Zijn ruimtes in het hart waar slagaders beginnen
C
Liggen tussen de boezem en de kamer
D
Zijn ruimtes in het hart waar aders uitkomen

Slide 17 - Quiz

Blaas
Urineleider
Nier
Urinebuis

Slide 18 - Question de remorquage

Wie heeft er meer risico op een blaasontsteking?
A
man
B
vrouw
C
evenveel

Slide 19 - Quiz

De functie van de nieren is uitscheiding. Wat scheiden de nieren uit?
A
alleen overtollig water
B
overtollig water, glycogeen, afvalstoffen en zouten
C
schadelijke stoffen
D
overtollig water en zouten, afvalstoffen en schadelijke stoffen

Slide 20 - Quiz

Verwijderen van afvalstoffen.
Verzamelen van urine.
Nierschors
Niermerg
Nierbekken
Nierader
Nierslagader
Nierschors
Niermerg
Nierbekken

Slide 21 - Question de remorquage


Met cijfer 4 wordt een nier aangegeven.
Is dit de linker nier
of de rechter nier?
A
Links
B
Rechts

Slide 22 - Quiz