Les 7 Spelling: hoofdletters, meervoud, verkleinwoorden

Spelling par 4-5-6
par 4. Hoofdletters en leestekens
par 5. Meervoudsvorming
par 6. Verkleinwoorden

Deze les bestaat uit uitlegfilmpjes en quizvragen.
De oefeningen in de filmpjes hoef je niet te maken; mag wel. 
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Spelling par 4-5-6
par 4. Hoofdletters en leestekens
par 5. Meervoudsvorming
par 6. Verkleinwoorden

Deze les bestaat uit uitlegfilmpjes en quizvragen.
De oefeningen in de filmpjes hoef je niet te maken; mag wel. 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

De regels voor hoofdletters en kleine letters moet je gewoon leren zoals ze in het boek staan, inclusief onlogische instinkers als:
  • We drinken een glas bordeaux (soortnaam) in Champagne (aardrijkskundige naam).
  • We drinken een glas champagne (soortnaam) in Bordeaux (aardrijkskundige naam).
  • Rond Kerstmis (feestdag) gaan we nooit met vakantie, maar in de paasvakantie (afleiding van een feestdag) gaan we altijd weg.
  • In de renaissance (historische periode) was de Tweede Wereldoorlog (historische gebeurtenis) nog ver weg.

Slide 3 - Diapositive

En let ook hier op:
Aan het begin van een zin begint een 's-woord met een kleine s; de vervolgletter is groot:
  • 's Middags gingen we bowlen.
  • 's-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
En natuurlijk staat dat kommaatje vóór de s en niet erachter...

Tussenvoegsels in namen schrijf je met een kleine letter TENZIJ er geen naam of voorletter voor staat:
Jorrit van der Meer; J. van der Meer; de heer Van der Meer

Slide 4 - Diapositive

Even oefenen!
Plaats in de volgende slide hoofdletters en leestekens 

Slide 5 - Diapositive

'n prima idee om met pinksteren naar het aviodrome in flevoland te gaan maar het amsterdamse nemo is ook educatief

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Vidéo

En deze leg ik nog een keer uit op mijn manier:
Woorden die eindigen op -ee, krijgen altijd -ën erachter:
  • ree --> reeën
  • orchidee --> orchideeën
  • moskee --> moskeeën

Bij woorden die eindigen op -ie, kijk je of de klemtoon op die ie valt. Ja? Dan blijf je van die ie af en zet je er -ën achter. Valt de klemtoon er niet op, dan mag je een trema op de e zetten, plus uiteraard een -n erachter.
fantaSIE --> klemtoon op ie, dus: fantasieën
bacTErie --> geen klemtoon op ie, dus: bacteriën

Slide 8 - Diapositive

Even oefenen!
Kies op de volgende slides de juiste schrijfwijze

Slide 9 - Diapositive

Het meervoud van:
hobby
A
hobbies
B
hobby's
C
hobbys
D
hobbie's

Slide 10 - Quiz

Het meervoud van:
etui
A
etuis
B
etui's
C
etuies
D
etuiën

Slide 11 - Quiz

Het meervoud van:
jockey
A
jockeys
B
jockies
C
jockey's
D
jockie's

Slide 12 - Quiz

Het meervoud van:
luiwammes
A
luiwammesen
B
luiwammi
C
luiwammessen
D
luiwamesen

Slide 13 - Quiz

Het meervoud van:
dvd
A
dvds
B
dvd's
C
dvdees
D
dvd'tjes

Slide 14 - Quiz

Het meervoud van:
idee
A
ideëen
B
ideën
C
idees
D
ideeën

Slide 15 - Quiz

Het meervoud van:
kolonie
A
koloniën
B
kolonieën
C
kolonies

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Vidéo

Even oefenen!
Schrijf op de volgende slides het juiste verkleinwoord 

Slide 18 - Diapositive

Het verkleinwoord van:
bloem

Slide 19 - Question ouverte

Het verkleinwoord van:
A4

Slide 20 - Question ouverte

Het verkleinwoord van:
baby

Slide 21 - Question ouverte

Het verkleinwoord van:
brug

Slide 22 - Question ouverte

Het verkleinwoord van:
collega

Slide 23 - Question ouverte

Het verkleinwoord van:
haring

Slide 24 - Question ouverte

Even oefenen!
Zijn de volgende woorden goed of fout gespeld? 

Slide 25 - Diapositive

goed
fout
bacteriën
ideën
kopieën
ruine
weeën
olieën
wijk-agent
lente-ui
auto ongeluk
zwart-wit
Zuid Holland
80'jarige
jongerenpas
A4-formaat
IQ test
CDA-voorzitter
procesverbaal
ge-sms't
ikverteller
ge-e-maild
s'avonds
vwo-leerling
vwo-er
hbo'er
AOW'er
bhv-opleiding
Maries bril
Pasen
J. De Boer
opas huis
Sarahs tip
lolly'tje
tv-s

Slide 26 - Question de remorquage

Samenstellingen

Samenstellingen van twee of meer woorden schrijf je in het Nederlands aan elkaar. 

Een samenstelling is een woord dat is opgebouwd uit twee of meer woorden die ieder zelfstandig kunnen voorkomen.

Slide 27 - Diapositive

Voorbeelden:

minimuminkomen
politieacademie
televisietoestel
koffiezetapparaat
kortetermijngeheugen
nietszeggend
trompetsolo
alcoholhoudend
viersterrenhotel.



Slide 28 - Diapositive

Getallen tot duizend en samenstellingen met honderd en duizend schrijf je aan elkaar
Voorbeelden:
tweeënzestig
zeshonderd
twaalfduizend

Slide 29 - Diapositive

Voornaamwoordelijke bijwoorden schrijf je aan elkaar
Voorbeelden:

ervoor
daarnaast
erachter
hierbinnen

Slide 30 - Diapositive

De woorden te()kort, te()veel en te()goed
Je schrijft ze als bijvoeglijk naamwoord los. Ze betekenen dan korter/meer/beter dan gewenst.

Als zelfstandig naamwoord schrijf je deze woorden aan elkaar. Zij hebben dan niet meer hun letterlijke betekenis:
het tekort = ‘wat er niet of te weinig is’
het teveel = ‘meer dan nodig is’
het tegoed = ‘nog te ontvangen ‘




Slide 31 - Diapositive

En dan nu aan het werk!

Blok 4 Interpunctie en spelling
Maken opdracht 11 t/m 14 

Slide 32 - Diapositive