Zinsdelen tweede jaar





Zinsontleding






Nederlands herhaling zinsdelen en wederkerende werkwoorden
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon





Zinsontleding






Nederlands herhaling zinsdelen en wederkerende werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Persoonsvorm

In elke zin staan werkwoorden. Eén daarvan is de persoonsvorm.

De persoonsvorm geeft het getal aan en de tijd van de zin. 

Slide 2 - Diapositive

Eerst de PV vinden en dan de zin in zinsdelen verdelen.

In elke zin staan werkwoorden. Eén daarvan is de persoonsvorm.

De persoonsvorm geeft het getal aan en de tijd van de zin. 

Slide 3 - Diapositive

0

Slide 4 - Vidéo

Werkwoordelijk gezegde
  • Alle werkwoorden uit de zin
  • Dus: persoonsvorm + andere werkwoorden uit de zin

Slide 5 - Diapositive

Onderwerp
Zinnen bestaan uit zinsdelen. 

Het onderwerp (ow) is ook een zinsdeel.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Onderwerp
  1. Zoek de persoonsvorm
  2. Vraag: wie of wat + persoonsvorm
  3. Het antwoord op die vraag is het onderwerp

Slide 8 - Diapositive

Grammatica
Zinsdelen: lijdend voorwerp
Na deze les kun je het lijdend voorwerp vinden

Slide 9 - Diapositive

Lijdend voorwerp


Wie/wat + onderwerp + gezegde?

Slide 10 - Diapositive

Even opfrissen
- Persoonsvorm (PV): tijdsproef / getalproef / vragend maken

- Werkwoordelijk gezegd (WWG): PV + alle werkwoorden in de zin

- Onderwerp (OND): vraag WIE of WAT + wwg

Slide 11 - Diapositive

even oefenen...

De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.

Maaike is door twee klasgenoten gepest via whats-app.

Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.

Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.

Slide 12 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'

A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 13 - Quiz


Wat is het lijdend voorwerp?
'Maaike is door twee klasgenoten gepest via Whats-app.'

A
twee klasgenoten
B
Maaike
C
gepest
D
Whats-app

Slide 14 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'

A
Peter
B
gisteren
C
scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz


Wat is het lijdend voorwerp?
'Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.'

A
Razend
B
de leraar
C
een krijtje
D
het lokaal

Slide 16 - Quiz

Aan de slag!
Kader: blok 5  grammatica opdrachten 6, 7 en 8 

Let op: TL gaat verder met onderstaande slides waarin uitleg staat over het persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord. 


Slide 17 - Diapositive

Lesdoelen

Grammatica woordsoorten


- Je weet wat een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord is.

- Je kunt het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord in een zin benoemen:
 
     

Slide 18 - Diapositive

Benoem in de volgende zin de woordsoort van ons(1) en ons(2).

De taxichauffeur bracht ons(1) naar ons(2) hotel.
A
ons(1)= persoonlijk vnw. ons(2)= bezittelijk vnw.
B
ons(1)= bezittelijk vnw. ons(2)=persoonlijk vnw.

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Trucje
Om erachter te kunnen komen of je te maken hebt met een persoonlijk voornaamwoord, kun je deze vervangen door namen. 

Bijvoorbeeld: Hij wil verkering met mij. 

Thomas wil verkering met Puck. 

Hij kun je vervangen door Thomas en mij kun je vervangen door Puck, dus hij en mij zijn persoonlijke voornaamwoorden. 

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

De tandarts is vandaag afwezig,  want                 is ziek.                 
Nina vindt John leuk. Ze is verliefd op 
Wanneer gaan                     verhuizen?
Hoeveel boterhammen eet                   per dag? 
hij
je
ik
hem
zij

Slide 24 - Question de remorquage

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Eva heeft maar liefst dertig vlechtjes in haar(1) haar(2).

haar(1) is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 27 - Quiz

Zijn deze oorbellen van haar?

'haar' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 28 - Quiz

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 29 - Quiz

Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.

'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 30 - Quiz

Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.

'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 31 - Quiz

Huiswerk 
TL: maken blok 5 grammatica opdrachten 4, 6, 7,  en 8. 

Lees de gele kaders op blz. 218 en 219 voordat je met de opdrachten 6, 7 en 8 aan de slag gaat. 

Slide 32 - Diapositive