Les 3: Samengestelde zinnen

(p. 193 - p. 200)
p. 192 - p. 200
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

(p. 193 - p. 200)
p. 192 - p. 200

Slide 1 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld?

Humor is dé belangrijkste eigenschap in een partner volgens velen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 2 - Quiz


Humor is dé belangrijkste eigenschap in een partner volgens velen.

Slide 3 - Diapositive


Humor is dé belangrijkste eigenschap in een partner volgens velen.

Slide 4 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld?

Ikzelf heb veel toffe chatgesprekken, maar ik heb nog nooit een date gehad.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 5 - Quiz


Ikzelf heb veel toffe chatgesprekken, maar ik heb nog nooit een date gehad.

Slide 6 - Diapositive


Ikzelf heb veel toffe chatgesprekken, maar ik heb nog nooit een date gehad.

Slide 7 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld, nevenschikkend of onderschikkend?

Op een dag had ik dan toch een date met een jongen.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onderschikkend en nevenschikkend

Slide 8 - Quiz


Op een dag had ik dan toch een date met een jongen.

Slide 9 - Diapositive


Op een dag had ik dan toch een date met een jongen.

Slide 10 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld, nevenschikkend of onderschikkend?

Ik was heel zenuwachtig en had er eigenlijk niet zo veel zin in.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onderschikkend en nevenschikkend

Slide 11 - Quiz


Ik was heel zenuwachtig en had er eigenlijk niet zo veel zin in.

Slide 12 - Diapositive


Ik was heel zenuwachtig en < ik > had er eigenlijk niet zo veel zin in.

Slide 13 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld, nevenschikkend of onderschikkend?

Ik ging naar het station zodat ik hem daar kon ontmoeten.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onderschikkend en nevenschikkend

Slide 14 - Quiz


Ik ging naar het station zodat ik hem daar kon ontmoeten.

Slide 15 - Diapositive


Ik ging naar het station zodat ik hem daar kon ontmoeten.

Slide 16 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld, nevenschikkend of onderschikkend?

Hij liep me eerst voorbij, maar ik liep hem achterna en riep zijn naam.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onderschikkend en nevenschikkend

Slide 17 - Quiz


Hij liep me eerst voorbij, maar ik liep hem achterna en riep zijn naam.

Slide 18 - Diapositive


Hij liep me eerst voorbij, maar ik liep hem achterna en < ik > riep zijn naam.

Slide 19 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld, nevenschikkend of onderschikkend?

Hij draaide zich om en lachte.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onderschikkend en nevenschikkend

Slide 20 - Quiz


Hij draaide zich om en lachte.

Slide 21 - Diapositive


Hij draaide zich om en < hij > lachte.

Slide 22 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld, nevenschikkend of onderschikkend?

Het klikte goed omdat hij zo grappig was.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onderschikkend en nevenschikkend

Slide 23 - Quiz


Het klikte goed omdat hij zo grappig was.

Slide 24 - Diapositive


Het klikte goed omdat hij zo grappig was.

Slide 25 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld, nevenschikkend of onderschikkend?

We namen afscheid en gingen beiden terug onze eigen weg.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onderschikkend en nevenschikkend

Slide 26 - Quiz


We namen afscheid en gingen beiden terug onze eigen weg.

Slide 27 - Diapositive


We namen afscheid en < we > gingen beiden terug onze eigen weg.

Slide 28 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld, nevenschikkend of onderschikkend?

Hoewel hij sms'te, sms'te ik niet terug.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onderschikkend en nevenschikkend

Slide 29 - Quiz


Hoewel hij sms'te, sms'te ik niet terug.

Slide 30 - Diapositive


Hoewel hij < regelmatig > sms'te, sms'te ik niet terug.

Slide 31 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld, nevenschikkend of onderschikkend?

Toen ik op de Gentse Feesten in het Baudelopark naar een optreden aan het kijken was, stond hij plots weer voor mijn neus.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onderschikkend en nevenschikkend

Slide 32 - Quiz


Toen ik op de Gentse Feesten in het Baudelopark naar een optreden aan het kijken was, stond hij plots weer voor mijn neus.

Slide 33 - Diapositive


Toen ik op de Gentse Feesten in het Baudelopark naar een optreden aan het kijken was, stond hij plots weer voor mijn neus.

Slide 34 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld, nevenschikkend of onderschikkend?

Hij keek naar me, ik keek naar hem en de vonk sloeg meteen weer over.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onderschikkend en nevenschikkend

Slide 35 - Quiz


Hij keek naar me, ik keek naar hem en de vonk sloeg meteen weer over.

Slide 36 - Diapositive


Hij keek naar me, ik keek naar hem en de vonk sloeg meteen weer over.

Slide 37 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld, nevenschikkend of onderschikkend?

Hij zei dat hij van me hield en toen wist ik het.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onderschikkend en nevenschikkend

Slide 38 - Quiz


Hij zei dat hij van me hield en toen wist ik het.

Slide 39 - Diapositive


Hij zei dat hij van me hield en toen wist ik het.

Slide 40 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld, nevenschikkend of onderschikkend?

Hij is en zal altijd de man van mijn dromen blijven.
A
enkelvoudig
B
samengesteld
C
nevenschikkend
D
onderschikkend en nevenschikkend

Slide 41 - Quiz


Hij is en zal altijd de man van mijn dromen blijven.

Slide 42 - Diapositive


Hij is en < hij > zal altijd de man van mijn dromen blijven.

Slide 43 - Diapositive